Mijn website

Home Verhalen Foto's Filmpjes Wereldreis Tips Paklijst Links



Thailand-Cambodja-Laos


15 december 2004 (of 2547), van Penang (Maleisië) naar Chiang Mai (Thailand) totaalstand = 16.205 km.


In plaats van Phuket begint onze fietstocht door Thailand in Chumphon. Het scheelt een paar honderd kilometer maar door verschillende omstandigheden hadden we geen keus. Vanuit Penang gaan er alleen mini busjes naar Phuket en daar past de fiets niet in. Er gaat wel een grote bus naar Hat Yai, 50 km in Thailand, en die nemen we. Daar aangekomen willen we een bus nemen naar Phuket maar de bussen in Thailand zijn erg luxe en er is weinig ruimte voor bagage laat staan een fiets. Een paar jongens op het busstation weten wel een bus waar hij in past maar dan moeten we wel even onze portomonnaie tevoorschijn halen om een relatief hoog bedrag te betalen. Daar werken we niet aan mee en we verlaten het busstation. Wat nu? Na lang staren op de kaart en bladeren in de gids besluiten we de trein naar Chumphon te nemen zodat we een groot gedeelte van zuid Thailand missen. Daar tegenover staat dat we nu meer naar het noorden kunnen fietsen waar het erg mooi schijnt te zijn.

Er zijn al vier dagen van ons visa verloren gegaan voordat we kunnen fietsen. De omgeving is nog een beetje als in Maleisië, veel rubberplantages en palmoliebomen. In plaats van moskeeën en Chinese tempels staan er in Thailand Wats. Dat zijn de tempelcomplexen waar de Buddhistische monniken wonen. De gebouwen zijn versierd met heel veel goud en Buddha afbeeldingen. Aan de kant van de weg staat meestal een poort die in dezelfde stijl is gebouwd. Om de 5 a 10 kilometer staat wel een Wat. Bij de eerste paar heb je nog het idee dat je een fotorolletje vol moet schieten maar na een paar dagen worden ze al gewoon.. Erg veel afwisseling in de omgeving is er niet en daar komt nog bij dat we een stevige wind tegen hebben. Op het eind van de dag lijkt het alsof alle zenuwen in je zitvlees eindigen en dat er spelden op je zadel zitten. Het is moeilijk ergens anders op te focussen dan de pijn in je kont.

Waar we in andere landen nog wel eens last van honden hebben is dat hier niet het geval. De honden in Thailand zijn zo vies en ziek dat ze bijna uit elkaar vallen laat staan dat ze achter ons aan gaan hollen. Af en toe horen we een zielig blafje maar daar blijft het bij. Waar we wel last van hebben zijn apen. Niet langs de weg maar in dorpen en voornamelijk bij tempels. In Prachuap Khiri Khan willen we een tempel op een heuvel bezoeken. We lopen erheen en bij de trap aangekomen worden we benaderd door een jongetje die bananen verkoopt.
"Nee, bedankt. We hebben geen trek in bananen".
Maar het blijkt voor de apen te zijn die in tientallen op de trap omhoog zitten.
"Durven wij daar langs"? vraag ik aan Marijcke.
Bij de laatste ontmoeting met apen hing er eentje aan Marijcke d’r rugzak. En ze hebben van die grote tanden. Wat ze daar mee moeten weet ik niet. Ik heb ze nog nooit een hertje zien vangen en opeten alleen mieren en wat groenvoer. We hebben geen zin om die tanden in onze kuiten te krijgen en lopen terug.

In Phetchaburi is ook een tempel op een heuvel en daar hebben we hetzelfde probleem. Erg veel apen op de trap. Erger nog. De apen lopen (en slingeren aan de stroomdraden) door de straten die langs de heuvel loopt. En ons hotelletje zit daar ook. We slapen op drie hoog en op een gegeven moment hebben we een gluurder aan het raam. Als we achter de gordijnen kijken zien we een aap rustig wat miertjes tussen de scharnieren te plukken om op te eten. Er zitten tralies achter de ramen zodat we veilig naar het beest kunnen kijken. Af en toe gaat hij een beetje blazen en laat hij zien reusachtige gebit zien.

In 5 dagen fietsen we, over grotendeels een brede snelweg, saai maar geen alternatief, naar Damnoen Saduak. Wat is daar dan te zien?. Een drijvende markt. Daar willen we wel wat foto’s maken. We gaan er twee keer heen. Een keer laat in de middag en het enige wat we zien is wat vrouwen die verveelt in een bootje rond dobberen. Alle bussen uit Bangkok zijn weg en er is geen handel meer drijven. De volgende ochtend komen we vroeg terug, dan schijnt de echte markt aan de gang te zijn. Maar helaas, dezelfde vrouwen als gistermiddag zitten nu verveeld te wachten op de touristenmassa’s waar ze hun kokosnoten en bananen aan kunnen verkopen. Teleurgesteld fietsen we nog wat rond. Even verderop zien we een mooi tafereel. Waar normaal gesproken de buddhistische monniken over straat lopen om hun eten voor de dag op te halen varen ze hier door de kanaaltjes langs de huizen om hun rijst in ontvangst te nemen.

We hebben een toeristen dag vandaag. ‘s Ochtends de drijvende markt (floating flop?) en ’s middags de brug over de Kwai rivier bij Kanchanaburi. De brug zelf is weinig bijzonder maar het verhaal erachter des te meer. Tijdens de tweede wereldoorlog zijn 100.000 mensen omgekomen bij de aanleg van de spoorlijn van Burma naar Thailand waar deze brug een onderdeel van is. 6.000 Hiervan waren Nederlandse krijgsgevangenen. Als je over de begraafplaats loopt en je kijkt naar alle namen en vooral de leeftijden, de meeste begin 20, dan lopen de rillingen over je rug. Wat deed ik toen ik 22 was? En wat heb ik daarna gedaan, en wat ga ik in de toekomst doen? Al die dromen die de mensen nog hadden toen de oorlog uitbrak, velen zijn er nooit aan toe gekomen om ze te verwezenlijken. En waarvoor? Een land wil Azië veroveren, Japan. De geschiedenis heeft geleerd dat het met imperialisten nooit goed afloopt en toch blijven landen het proberen.

Ok. Fietsers zijn we en fietsen blijven we. Het wordt tijd om wat eeuwen oude cultuur op te snuiven. In een paar dagen fietsen we naar Kampheang Phet waar een historisch park te vinden is met ruines van de oude stad. Maar voordat we daar zijn komen we een Duits stel, Hanka en Eric, bezig met een wereldreis op de moter tegen (www.worldon2wheels.de ). Als we even blijven kletsen blijkt dat we bijna dezelfde route rijden. Alleen waar wij een stuk door Europa hebben gefietst zijn zij door Midden Amerika gereden. Bij de vraag van wat is jullie favorite land tot nu toe komen zij op Chili en Argentinië. Heel grappig want wij denken daar ook vaak aan terug, soms zelfs met een beetje heimwee.

Kampheang Phet is een leuk klein stadje. In de straten staan nog wat oude houten huizen verstopt. De voorkant die als deur dient staat meestal helemaal open zodat wij ook een blik naar binnen kunnen werpen. Ieder huis is een klein museum. Oude zwart/wit familieportretten hangen aan de muur en er staan meubels waar een antiekhandelaar van zou gaan kwijlen. Een eetteafel kent men niet. Eten doen ze op een kleed op de grond. Op de markt zien we voor het eerst bakken met gefrituurde krekels en maden en nog andere ondefinieerbare insekten. Wij houden het bij de fried rice met groente, is ook erg lekker.

Het historische park staat op de Unesco World Heritage lijst (www.unesco.org). En daar hoort het zeker thuis. Verschillende tempelcomplezen of de restanten ervan staan verspreid in het bos. Sommige zijn niet meer dan een muur met een stel pilaren maar andere zijn beter bewaard gebleven en hebben zelfs nog Buddha beelden die intact zijn. Het is een rustgevende omgeving. Er is bijna niemand en we lopen door het bos naar gebouwen te kijken die honderden jaren geleden zijn gemaakt. Af en toe voelt het alsof de Buddha beelden naar je kijken. Alsof de geesten van de vroegere bewoners in het beeld zitten.

In Sukhothai staan de restanten van de oude hoofdstad van het eerste Thaise rijk. Het park is veel groter dan Khampeang Phet en we fietsen er doorheen. We nemen de gehele dag de tijd om alles uitgebreid te bekijken en te genieten. Er zijn wat meer toeristen maar het blijft mooi om hier rond te rijden. Het is een welkome afwisseling op alle kleurrijke moderne Wats.

Via de prachtige stadjes Phrae en Lampang fietsen we naar Chiang Mai, een van de grootste toeristen plaatsen van Thailand. En dat is te merken, heel erg veel farang. Er is ook een toeristen markt en dat is net het Waterlooplein. Het voordeel van alle buitenlanders is dat we weer wat anders kunnen eten dan rijst met gebakken groente en dat is ook wel eens lekker.

Achteraf gezien zijn we blij dat we in het wat saaie zuiden van Thailand zijn begonnen te fietsen. Nu hebben we redelijk het hele land doorkruisd en het landschap zien veranderen van groene palmbomen en rubberplantages naar droge vlaktes met rijstvelden tot aan de heuvelruggen bij Chiang Mai. Ook de dorpjes veranderden. In het zuiden is alles van steen en langzaam aan worden het meer houten huizen, eerst simpel maar later met mooie houtsnijwerken versiert. Vooral in de oude stad van Phrae staan prachtige exemplaren. En de temperatuur verschilt aanzienlijk. In het zuiden werd het al wat koeler ’s nachts maar in het noorden wordt het gewoon koud. Als we om 8.00 uur op de fiets stappen is het 16 graden. In je korte broek en hempje moet je even doortrappen om het warm te krijgen. Lagen we eerst uit onze lakenzak te zweten nu liggen we in onze slaapzakken.

Wat ons enorm tegenvalt in Azië is dat er niemand fietst. Iedereen tuft in zijn auto of op een brommertje (met 3 of 4 personen). Alleen de arme sloebers die de bermen afstruinen voor blikjes en flesjes doen dit op de fiets (www.thaibike.org ). Voordat we verder fietsen en het goede voorbeeld geven gaan we eerst een paar dagen Chiang Mai bekijken.

10 januari 2005, van Chiang Mai (Thailand) naar Ayutthaya (Thailand) totaalstand = 17.505 km.


"But once you're gone,
you can't come back.
When you're out of the blue
and into the black".
(Neil Young)

Chiang Mai is een van de plaatsen in Thailand die ten prooi is gevallen aan de nieuwe westerse kolonisatie. In andere landen is er meestal wel een straatje waar goedkope guesthouses zitten en waar wat meer backpackers lopen dan normaal maar in Thailand worden complete eilanden en steden in bezit genomen. Westerse hotels en restaurants staan op iedere hoek. Menukaarten in het Duits, Wienerschnitsel, bitterballen/kroketten, het helpt niet mee aan je ik-ben-op-vakantie-in-Thailand-gevoel. We moeten natuurlijk eerlijk zijn, het heeft zeer zeker zijn voordelen waar we van profiteren. Een muesli ontbijt is toch lekkerder dan de fabrieksbroodjes die we normaal als ontbijt nemen. En een pizza of een broodje falafel van Falafel Jeruzalem is ook een welkome afwisseling op de gebakken rijst van de markt. Als je de rekening krijgt is het even schrikken, een meervoud van wat we normaal kwijt zijn. Marijcke heeft het er voor over om lekker te eten, ik iets minder. Maar voor een paar dagen is het goed.

De toeristen die door de straten van Chiang Mai lopen is een mengelmoes van sportieve rugzakkers die waarschijnlijk een bergtocht gaan maken, jonge mensen in wijde, kleurige kleren waar de vrede van af straalt, de moderne hippies. De georganiseerde bustoeristen, iets uitdijende wat oudere mensen met hoedje en zonnebril en fototoestel op de buik, het standaard beeld van de toerist zoals ze in stripboekjes staan. Verder zien we opvallend veel alleen lopende vrouwen van een jaar of 50 met allemaal dezelfde blik in hun ogen, levensloos, alsof alle verwachtingen die ze van hun leven hadden niet zijn uitgekomen, alleen maar teleurstellingen. Misschien dat hun echtgenoot is overleden of er met een jonge dame op zijn nieuwe Harley van door is gegaan. In Thailand proberen ze tot rust te komen en een nieuw, spiritueel doel te vinden.

Er zijn natuurlijk ook nog de nodige tempels te bekijken in de stad maar doordat we er al ontzettend veel gezien hebben is ons absorberend vermogen wat afgenomen. Plichtsgetrouw lopen we ze af maar ’s avonds weten we niet meer welke we gezien hebben. Het wordt tijd voor een beetje afwisseling. We stappen weer op ons stalen ros, op naar het noorden tussen en over de bergen.

De natuur is een verademing vergeleken met de rest van Thailand, eindelijk drie dimensionaal en met bossen en geen kale, platgebrande velden. We genieten met volle tuigen van alles wat we om ons heen zien; bergdorpjes waar kinderen nog met een snotneus in hun blootje rondhollen; fruitplantages met sinaasappels en de rust om ons heen. Zo’n 20 kilometer voorbij Chiang Mai wordt het verkeer opeens aangenaam kalm. Sporadisch komt er een auto of brommer langs, dit is het betere fietswerk. We hadden in de gids gelezen dat de bergen in Noord-Thailand steil en bochterig zijn. Daar schrikken wij niet van, we zijn wel wat gewend. We willen naar het bergdorp Mae Salong, wat een mooie plaats moet zijn met veel Chinese inwoners. Het ligt alleen boven op een berg. Vanaf Fang vertrekken we voor een dagje klimmen. In het begin gaat het lekker, we gaan zelfs wat naar beneden. Links van ons is Myanmar. Deze kant van de bergen is nog Thailand maar de andere kant is het voormalige Burma. Op een gegeven moment buigt de rivier die door de vallei loopt af naar rechts, de vallei met zich mee nemend. Onze weg gaat rechtdoor richting de bergen, we beginnen nu wat steviger te klimmen. Om wat energie op te doen eten we bij een bruggetje wat koekjes. Twee oude dames die met een zak sprokkelhout op hun hoofd voorbij komen lopen kijken wat verbaasd naar ons en naar de fiets, alsof ze weten wat er komen gaat. Ze mompelen ook nog iets maar ons Thais blijft beperkt tot een paar beleefdheids woorden, hallo en bedankt. De koekjes zijn op, de dorst gelest, de berg wacht. Op het eerste stuk moeten we alle versnellingen terug schakelen, het is nu serieus begonnen. Ten minste dat dachten wij. Als we een bocht om gaan kijken we opeens tegen een muur van asfalt.
"Oei, dat is wel erg steil", zeg ik tegen Marijcke.
We proberen het nog maar na een paar honderd meter staan we hijgend als twee paarden over onze fiets gebogen. Als na 5 minuten de ademhaling en de hartslag weer normaal is proberen we het nog een keer.
"Een, twee, ja", is het commando om te vertrekken.
De turbodijen van Marijcke doen het goed maar de zwaartekracht wil niet dat we hoger komen. Dit gaat zwaar, Mae Salong gaan we zo niet halen. Eerst breekt onze moraal over deze nederlaag en in een laatste krachtmeting breekt de ketting. Nog meer balen. We hebben natuurlijk wel een reserveketting maar na 4500 km zijn de tandwielen aardig ingesleten. Wat dat voor gevolgen heeft weet ik niet maar dat merken we wel. Een half uur later zijn wij fietsklaar maar de weg niet. Ik loop een stuk omhoog om te kijken of het zo belachelijk steil blijft. Het is een wonder dat het asfalt blijft hangen en niet naar beneden glijdt. Twee toeristen op een brommertje stoppen om te vragen of ze kunnen helpen. Als ik zeg dat we naar Mae Salong willen antwoorden ze dat het daar nog steiler is. Dat wordt dus liften.
Ik loop terug naar Marijcke die bij de fiets is blijven staan als er een pick up truckje stopt.
"Can we help you!", gilt een westerse mevrouw uit het raampje.
"Nou, zeker. Als jullie ons een lift naar Mae Salong kunnen geven, dat zou geweldig zijn", antwoord ik.
"Naar Mae Salong?. Dat is veel te steil. Daar komt onze auto niet op!", gilt ze weer.
"Maar we gaan wel naar Mae Chan. Daar kunnen we jullie afzetten".
Het moet dan maar. Een andere oplossing zie ik ook niet zo snel.
Zo gezegt, zo gedaan. Teleurgesteld dat we op hebben moeten geven verlaten we de bergen achter in een pick-up.

’s Avonds lopen we langs de Mekong rivier met uitzicht op Laos. Vanmorgen fietsten we langs Myanmar, nu zien we aan de overkant van een rivier die zijn oorsprong heeft in Tibet een ander land, Laos. Dit gebied noemt men de Gouden Driehoek, in het verleden berucht om de teelt van papaver voor de opiumproduktie. Tegenwoordig is dit de groententuin van Thailand. We zien velden met mais, kool, tomaten en nog andere eetbare gewassen.

In Mae Sai zijn we aangekomen in het noorderlijkste punt van Thailand. De stad is eigenlijk een grote markt waar ook nog wat woonhuizen tussen staan. Ontzettend veel goedkope artikelen uit China worden verkocht, nep horloges, verrekijkers van plastic en etenswaar. China ligt hier slechts 160 km vandaan. Over de Mekong wordt alles aangevoerd. De hoofdstraat van Mae Sai eindigt bij een brug die als grens dient tussen Thailand en Myanmar. Voor 5 US$ is het mogelijk om als buitenlander voor een dagje de grens over te gaan maar we willen niet het regime steunen zodat we in Thailand blijven en een kopje koffie drinken met uitzicht over dit gesloten land en mijmeren over de toestanden in de wereld.

We hebben het erg naar onze zin gehad in het koele noorden maar we moeten terug naar de warme vlaktes van centraal Thailand. Langs vele stalletjes met allerlei soorten wijn, behalve druivenwijn, fietsen we naar Chiang Rai waar we de Kerst door willen brengen. Er zijn meer mensen met dit idee zodat we moeite hebben met het vinden van een kamer. We komen terecht in een 100 B guesthouse genaamd Bowling. Voor het geld is het geen slechte kamer, alleen jammer dat de eigenaar last heeft van een constante kriebel in zijn keel met zeer onsmakelijk gerochel als gevolg.

Zowel de eerste als de (Nederlandse) tweede Kerstdag brengen we door op de eetmarkt. Het is best gezellig, geen kerstsfeer, maar met wat live muziek en Thaise dans op een podium is het toch een aardige avond. Bij een bar waar we koffie drinken zien we de eerste beelden van wat later een enorme natuurramp zou blijken. Op dit moment lijkt het alsof er een storm over het eiland Phuket is gegaan. Tegen de tijd dat we op de kamer zijn zijn we het alweer vergeten. De komende dagen zien we steeds meer beelden van enorme golven die over het strand slaan, mensen mee slepen en huizen verwoesten. Boten die op daken van woningen liggen en verkreukelde auto’s tussen hopen troep in de straten. We hebben geen idee wat er is gebeurd. Niemand spreekt er genoeg Engels om uit te leggen wat er aan de hand aan. Verder dan "Phuket, aardbeving en water" komt men niet. Er is geen Engelse krant te vinden en we komen zelfs geen internet cafe tegen. We liggen er nog steeds niet wakker van en concentreren ons op het fietsen.

Via Phayao, de teakhuizen van Phrae en Uttaradit fietsen we naar Phitsanulok waar we het volgende feest gaan vieren: Oud en Nieuw. Het kost nog wat moeite om daar aan te komen. Net buiten Uttaradit verdwalen we enorm. Ik dacht dat we een leuk binnenweggetje gevonden hadden maar er bleken nog veel meer binnenweggetjes te zijn. Helaas stonden er bij de splitsingen geen voor ons leesbare bordjes. Na verschillende keren de weg te hebben gevraagd worden we terug naar de snelweg gestuurd, daar kan je tenminste niet verdwalen. Na een tijdje in stilte fietsen komt er een auto naast ons rijden.

"De man gebaart dat we moeten stoppen", zegt Marijcke.
Ik heb er eigenlijk geen zin in. Ik ben een beetje chagerijnig omdat we de weg niet konden vinden, dat schijnt een mannen afwijking te zijn. Ik stop toch maar, hij zal wel een foto van ons willen nemen ofzo. Er zijn wel gekkere dingen gebeurd. De auto stopt een paar meter voor ons. Een verlegen man van middelbare leeftijd komt uit de auto gekropen. Hij pakt iets van de achterbank en komt in elkaar gedoken naar ons toe. Hij heeft in zijn ene hand twee flesjes water en in zijn andere een doos met daarin een Nieuwjaarstaart.
"Good luck, good luck", zegt hij in gebrekkig Engels.
Voordat wij beseffen wat we gekregen hebben stapt hij alweer in zijn auto en rijdt terug.
"Thank you very much!, Khap khun khap/kha", roepen we door het openstaande raampje.
Hij zwaait nog even en is vertrokken. Vol verbazing blijven wij achter met flesjes water en een taart! Als er in het Buddhisme ook engelen bestaan dan was dit er een.

Waarschijnlijk viert men alleen in westerse landen Oud en Nieuw met feesten en vuurwerk want net als vorig jaar in Peru gebeurt er ook in Thailand weinig. We brengen de avond door langs het water waar een soort braderie is gebouwd. Veel eettentjes (Thais eten de gehele dag door), en wat souvenirs stallen. Om 22.30 uur begint men al met op te ruimen.

"Wat is dit?, vraagt Marijcke.
"Het is nog geeneens twaalf uur en de mensen gaan al naar huis".
De laatste anderhalf uur van 2004 brengen we door zittend aan een tafeltje bij een groot podium met een Shingha biertje. Op een paar dansjes na wordt er alleen maar geklets waar we niets van begrijpen. Om twaalf uur gaan er welgeteld drie vuurpijlen de lucht in.
"Gelukkig Nieuwjaar", wensen wij elkaar toe terwijl de mensen om ons heen gewoon door gaan met waar ze mee bezig waren. Als er op het podium cheques worden overhandigt begrijpen we dat er deze avond geld is opgehaald voor Phuket. Nu moeten we toch maar eens gaan achterhalen wat er aan de hand is.

Twee dagen later kunnen we eindelijk onze mail bekijken. De box is vol met ongeruste mensen die zich afvragen of het goed met ons gaat. Uit andere berichten begrijpen we nu eindelijk de omvang van de ramp die heeft plaats gevonden. Tienduizenden doden in verschillende landen waaronder Indonesië, Thailand, India en Sri Lanka. Wat een enorme toestand. Het wordt misschien eens tijd om iedereen een berichtje terug te sturen dat wij OK zijn.

Sinds we in Thailand zijn spookt er een beeld van een prachtig gezicht door mijn hoofd. Niet dat van Marijcke maar van een Buddha hoofd dat is begroeid met wortels van een grote boom. Het blijkt in Ayutthaya, een oude hoofdstad, te staan waar we naar zeven weken fietsen aankomen. Kunnen we het eindelijk in het echt bekijken. Het staat in de Wat Phra Mahathat en dan gelijk bij de ingang. Tussen alle hordes in het wilde weg foto’s schietende bustoeristen door kunnen we in alle stilte genieten van dit prachtige, rust uitstralende gezicht. We bekijken ook nog wat andere tempels maar ook al zijn ze nog zo groot en glimmend ze kunnen niet tippen aan dat ene beeld tussen de boomwortels.

Vanuit Ayutthaya brengen we een bezoekje aan Bangkok. We hebben van meerdere mensen gehoord dat het fietsen daar onmogelijk is en de smog aanzienlijk zodat we met de trein gaan. Na anderhalf uur boemellen komen we er aan. Het station lijkt verdacht veel op het centraal station van Amsterdam. Een gevoel van heimwee kunnen we nog net onderdrukken. We lopen gelijk de drukte en chaos van Chinatown in. Het is de Chinezen gelukt om in het smalste straatje van Bangkok een markt te bouwen waar natuurlijk iedereen heen wil. Claustrofobie overvalt ons als er ook nog brommers en karren zich door de massa heen wurmen. Hier moeten we snel weg! We vluchten een straatje in waar verschillende Indiase restaurants zitten. Na alle gebakken rijst van de laatste maanden is een dahl met rijst een welkome afwisseling.

Laat in de middag komen we aan in de Thanon Khao San, de backpackers straat van Bangkok. Dit is de grootste cultuurshock die we op onze reis hebben gehad. We zien de westerse wereld door de ogen van een Aziaat. Het eerste vergelijkbare beeld dat bij ons op komt is Koninginnedag in Amsterdam. Dronken en gillende jongeren, knalharde muziek brult door de straat, mensen die half naakt rond lopen, niemand die zich ergens voor schaamt, alles moet kunnen. Om het beeld compleet te maken staat er een straatprediker met een rood opgewonden hoofd iedereen te waarschuwen voor de hel en verdoemenis die ons te wachten staat. Als je om je heen kijkt denk je dat het al te laat is. We nemen plaats op een terras en vol verbazing slaan we alles gade wat er om ons heen gebeurt. Misschien zijn we te lang weg geweest of worden we te oud. We voelen ons bejaard in dit gekkenhuis.

De volgende dag bekijken we het Royal Paleis. Wat ons een beetje tegen begint te staan is de (positieve?) discriminatie van buitenlanders. Thais mogen overal gratis in en buitenlanders mogen entree betalen. Voor het paleis is dat 250 Baht, relatief gezien een aanzienlijk bedrag. Binnen is het enorm druk en na de honderden Wats die we in Thailand gezien hebben valt het een beetje tegen. Het mooiste wat we zien is eigenlijk een miniatuur van Angkor Wat. Zelfs in het klein ziet het er enorm indrukwekkend uit. We verheugen ons er erg op om het over een paar dagen te gaan bekijken. Maar voordat het zover is mogen we nog een stukje naar de grens van Cambodja fietsen en dan naar Siem Riep. Waar we ons minder op verheugen zijn de wegen van Cambodja, die schijnen slecht te zijn met gaten waar fietsen in passen. We zijn benieuwd of onze tandem met karretje er ook in past.

Filmpje over Thailand

2 februari 2005, van Ayutthaya (Thailand) naar Phnom Penh (Cambodja) totaalstand = 18.540 km.


Het is onze laatste avond in Thailand en het begint zachtjes te regenen. Dat is alweer 8 weken geleden dat we regen hebben gehad. Goed voor het stof in Cambodja denken we. Maar al snel gaat het zachtjes regenen over in een stortbui. Mensen rennen van de ene schuilplaats naar de andere om op hun plaats van bestemming te komen. Op straat vormen zich enorme plassen. We beginnen ons nu en beetje zorgen te maken over de wegen in Cambodja. Op onze landkaart staat bij de weg van morgen dat deze niet begaanbaar is in de regentijd. Nu is een regenbui natuurlijk nog geen regentijd maar fietsen door de modder is ook niet leuk. Tegen de tijd dat wij naar bed gaan is het droog geworden.

Op naar Cambodja. We rijden eerst de grens voorbij omdat de weg is afgezet met hekken. Daar moeten we gewoon langs rijden. Om ons Thailand uit te laten stempelen sluiten we aan in een lange rij. We staan een half uur te wachten tot we naar binnen mogen. We kijken naar de Cambodjanen die met hun marktspullen in grote karren voorbij lopen. Gekleed in lompen en ongewassen zien ze er armoedig uit wat ze waarschijnlijk ook zijn. Nadat we Thailand zijn uitgestempeld gaan we naar het visa aanvraag hokje van Cambodja. Er loopt een jongen met ons mee om de weg te wijzen. We hebben al geen goed gevoel bij deze knaap. Bij het kantoortje aangekomen moeten we bij een apart bureau plaatsnemen en niet bij de loketten. De mensen die ons helpen zijn van de Tourist Police en hebben een uniform aan, dat zou betrouwbaar moeten zijn. Maar als we moeten betalen blijkt dat 1200 Baht te zijn i.p.v. de 1000 Baht die wij verwachten.
"Ja een prijsverhoging", gaven ze als verklaring.
We betalen maar ik loop nog even langs de loketjes. Daar vang ik van andere mensen op dat zij gewoon 1000 Baht moeten betalen. Mijn bloeddruk stijgt aanzienlijk en ik zoek de mannen van de Tourist Police op die ons "geholpen hebben". Bij de tweede die ik vriendelijk aanspreek krijgen we al het teveel betaalde geld terug met een smoesje dat ze foutje gemaakt hebben. Ja bedankt. Opgelicht door de Tourist Police die ons tegen oplichters moet beschermen. Welkom in Cambodja!.

We kunnen gaan fietsen. Het stuk tot aan Siem Reap hebben we in drie etappes verdeeld. Vandaag rijden we naar Sisophon. De weg valt nog mee. Het zijn stukken asfalt afgewisseld met grote gaten, soms over de gehele weg, soms kan je er langs slalommen. Deze dag is een soort interval training; Stuk asfalt, remmen voor een gat, even stuiteren door het gat, dan op het asfalt weer aanzetten tot het volgende slechte stuk, remmen, stuiteren, aanzetten enz enz. De omgeving verschilt weinig van die van Thailand. Uitgestrekte droge vlaktes met af en toe wat bomen. Naast de brommertjes en auto’s fietsen hier ook veel mensen. Dat hebben we sinds Indonesië niet meer gezien.

De twee dagen tot Siem Reap zijn een ander verhaal. Het asfalt houdt geheel op. Wat er over blijft is een weg gemaakt van sloopafval. Puntige, grote stenen liggen aan het oppervlak. Alleen de zijkant van de weg is redelijk te berijden en daar wil dan ook iedereen gebruik van maken. Auto’s die ons inhalen gaan gelijk naar rechts zodat wij flink wat stof over ons heen krijgen. Als wij een langzamere fietser in willen halen moet dat over het slechte gedeelte in het midden van de weg. We stuiteren alle kanten op. Moderne, vier wiel aangedreven auto’s rijden vol gas over deze weg. De stofwolken die zij maken zijn enorm. Je ziet niets meer en je kan bijna geen adem meer halen. Met rode ogen en bruin van het stof komen we aan in Siem Reap, de uitvalsbasis naar de tempels van Angkor.

De laatste paar dagen voelen we een spanning in ons lichaam alsof we kind zijn en het Sinterklaas wordt. Anderhalf jaar kijken we hier al naar uit, Angkor. Dit moet een van de hoogte punten van de vakantie worden.

Drie dagen brengen we er door. En het is fantastisch. Fietsend van het ene tempelcomplex naar het andere. Bedenkend dat dit allemaal eeuwen geleden is gebouwd. Angkor Wat is natuurlijk heel mooi en enorm groot maar de Bayon maakt de meeste indruk op ons. Zo iets hebben we nog nooit gezien. De breinen van Gaudi, Dali en Escher samen gesmolten in een bouwwerk. Op drie verschillende verdiepingen staan torens met aan vier kanten een verschillend gezicht. In totaal zijn er 216 gezichten. Iedere keer als je een hoek om loopt wordt je van alle kanten bekeken. Het heeft wel iets weg van een spiegelpaleis op de kermis. De man (of vrouw) die dit ontworpen heeft moet bijna wel last hebben gehad van stemmen in zijn hoofd. Als je te lang naar het geheel blijft kijken begin je ze ook te horen.

Je kijkt er zo lang naar uit en dan opeens is het voorbij. Zijn het herinneringen en volle fotorolletjes geworden. Niets meer om je op te verheugen maar een voldaan gevoel vult je hoofd. Ons zwarte ros staat te stijgeren en we gaan verder, over een geheel geasfalteerde weg, naar Phnom Penh.

Het fietsen door Cambodja is eigenlijk een vorm van kindermishandeling. Als wij voorbij komen, rennen de kinderen eerst hun beentjes uit hun lijf, ondertussen schreeuwen ze hun keeltjes schor en als ze halverwege hun erf blijven staan, omdat we toch wel een beetje eng zijn, zwaaien ze hun arm uit de kom. Om de honderd meter is het raak. Voor ons is het terugzwaaien en roepen naast het fietsen een extra inspanning en op het eind van de dag hebben we niet zo veel puf meer om net ze enthousiast als de kindertjes te reageren. Soms missen we zelfs een kindje. Dan hoor je nog net een teleurgesteld "hello....". Hopelijk maakt een opgestoken hand het een beetje goed, anders denken ze vast dat we arrogante buitenlanders zijn die het te veel moeite vinden om te zwaaien.

De dames onderweg lachen zich een bult als wij langs tuffen. De buurvrouw wordt geroepen en we krijgen wat vage kreten naar ons hoofd geslingert waarna ze gieren van de lach.

Van de genialiteit van Angkor naar de gruwelijkheid van de Rode Khmer. In Phnom Penh brengen we een bezoek aan het Tuol Sleng museum. Het is een tot concentratiekamp omgebouwde school, ook wel Security Prison 21 (S 21) genoemd. In de jaren 70 tijdens het Rode Khmer bewind zijn hier duizenden mensen op de meest afschuwlijke manieren gemarteld. Het museum bestaat uit kamers vol foto’s van de slachtoffers en de cellen waar ze in gevangen zaten. Als je er langs loopt hoor je nog het gegil van pure doodsangst en pijn en het gehuil van de mensen die zich afvragen hoe lang dit nog doorgaat en misschien verlangen naar een snelle dood. Een groot contrast met de gitzwarte pagina in het geschiedenis boek van Cambodja zijn de kleurige vlinders die hier rond fladderen en met hun verschijning hoop geven dat het ooit goed komt in de wereld.

Bij de Killing Fields van Choeung Ek werden de gevangenen uit de S-21 voorgoed naar een andere wereld geholpen. In 1980 is een gedeelte van de massagraven open gemaakt. Op deze plaats staat nu een monument ter nagedachtenis van de slachtoffers van de Rode Khmer. Het is gevuld met de schedels van de personen die hier zijn omgebracht. Het is slechts een van de vele Killing Fields die verspreid over Cambodja gevonden zijn.

Iets anders wat ook gruwelijk is maar op een ander niveau is het Cambodjaans verkeer. De auto’s zijn een speciaal model. In plaats van een rem hebben ze een claxon. Vol gas rijdt men door dorpjes waar kleine kinderen aan de kant van de weg spelen. Inhalen als er een tegenligger aankomt? Geen probleem, die wijkt wel uit en als daar net iemand loopt springt die wel opzij. De kruispunten in Phnom Penh zijn ook leuk om naar te kijken. Het zijn net de Drie Dolle Dagen in de Bijenkorf, een grote chaos. Als je linksaf wil slaan doe je dat zonder om te kijken, je rijdt dan een stuk tegen het verkeer in tot er een gaatje komt waar je je door kan wurmen. Phnom Penh is ook de enige stad waar er een rijstrook is voor de spookrijders. De ambtenaar die dat bedacht heeft verdient een standbeeld.

Wij zijn ondertussen ruim over de helft van onze tijd in Cambodja en beginnen ons langzaam op te maken voor het laatste stuk richting Laos dat echt moeilijk gaat worden. We hebben al wat noodprofiant ingeslagen voor het geval we ergens in een pothole of in het mulle zand stranden.

We willen bij deze Ad bedanken voor zijn erg sympathieke aanbod van een etentje in Phnom Penh en Frits (www.frizz-restaurant.com ) voor de heerlijke maaltijd en de gastvrijheid.
Voor meer info over de duistere geschiedenis van Cambodja kijk op: www.yale.edu/cgp
Voor meer info over het ruimen van landmijnen kijk op: www.mag.org.uk

28 februari 2005, van Phnom Penh (Cambodja) naar Vientiane (Laos) totaalstand = 19.818 km.


We hebben een week de tijd gehad om Phnom Penh en omgeving te bekijken. We zijn twee visa’s rijker en wandelen voor de laatste keer richting de rivieroever om een beetje rond te hangen. Bij het eerste kruispunt wordt er een brommertje omver gereden door een auto. De automobilist kijkt een paar keer achterom en rijdt gewoon door. De man van de brommer mankeert niets en stapt weer op. Een stuk verder de straat in staan twee mannen ruzie te maken. Eentje loopt er naar zijn auto en komt met getrokken pistool op de andere man af.
"Allemachtig! Wat gebeurt hier", zeg ik tegen Marijcke als we snel doorlopen op zoek naar een dekkingsplaats. De omstanders blijven gewoon staan, ze houden alleen hun vingers in hun oren. Gelukkig blijft het bij bluffen en wordt er niet geschoten. Nog een beetje in shock lopen we naar het volgende kruispunt. We horen een klap van metaal op metaal, zien een brommer over de grond glijden en door de lucht vliegen twee jongens. Een heel stuk verder komen ze neer en schuren nog een paar meter over het asfalt voordat ze worden overreden door een grote jeep. Deze auto stopt en rijdt achteruit nog een keer over een van de jongens heen. Dan beginnen de omstanders te roepen dat hij moet stoppen. Het blijkt dat het hoofd van de andere jongen achter het wiel ligt. Als we naar de auto toe lopen komt er weer wat leven in de slachtoffers. Ik bekommer me om de ene die twee keer is overreden en Marijcke tilt samen met nog een aantal mannen de auto op om de andere jongen onder de auto vandaan te krijgen. Op het eerste gezicht lijken de wonden mee te vallen. Overal schaafplekken en van eentje is zijn halve oor weg maar geen diepe vleeswonden of breuken. Na een minuut of tien komt de ambulance, tenminste er komt een busje met een rood lampje op het dak. We houden het voor gezien en wachten af wat ons de rest van de dag nog te wachten staat.

We eten bij het Friends restaurant waar straatkinderen aan werk geholpen worden (www.streetfriends.org). Het smaakt erg goed en we helpen er ook nog een goed doel mee. Wat wil je nog meer.

We verlaten het luxe leven van de stad en vertrekken richting Laos. Na twee dagen verlaten we nog meer luxe, het asfalt. We nemen een onverhard weggetje langs de Mekong. Dat hebben we geweten. In het begin gaat het nog wel, en kunnen we aardig doorrijden. Beetje zwaaien naar alle kinderen en lekker om ons heen kijken. Verbazingwekkend zijn de rijdende hooibergen die we tegen komen. Vanuit de verte is het gewoon een hooiberg die zich verplaats maar als we dichterbij komen blijkt dat er een kar onder zit en dat het geheel wordt voort getrokken door twee koeien. Hoog op het hooi zit meestal een boer half in te dommelen. Af en toe denken we dat de Kerstman er aan komt maar dan blijkt het een karretje is dat wordt getrokken door een klein paardje met belletjes om zijn nek.

Een ander fenomeen in Cambodja is de kleding van de vrouwen. Er lopen er heel veel in wat wij als pyama zouden gebruiken. En niet alleen ’s ochtend maar de gehele dag. Ook als ze op hun brommertje rijden.

Na 20 kilometer verslechtert de weg aanzienlijk. Grote stukken mul zand waar we moeten lopen, en verder door de zon keihard gebakken modder waar tijdens de regentijd geulen in slijten zodat het ultieme wasbord ontstaat. Als er iets aan de fiets stuk kan gaan dan moet dat hier gebeuren, maar wonder boven wonder blijft alles heel. We steken met een pondje de Mekong over waar de weg verder gaat. Aan beide kanten van het pad staan huizen gebouwd. Volgens mij is dit het langste lintdorp ter wereld. En iedereen wil aandacht. Het lijkt wel of we de Alpe d’Huez aan het beklimmen zijn in een kordon van mensen. Als we even stilstaan om wat te drinken staan er gelijk een stuk of twintig mensen om ons heen die aan de fiets gaan zitten alsof wij er niet zijn.

Na twee dagen ploeteren en slalommen tussen de kippen, biggetjes en koeien komen we in Kratie. Hier wordt de route wat vaag en willen we een stuk de boot nemen maar vanwege het Chinese Nieuwjaar varen er de komende dagen geen boten. Dan wachten we wel even. We fietsen naar een plaats in de Mekong waar dolfijnen zwemmen. Met de verrekijker kunnen we ze zelfs vanaf de kant goed zien. Er zijn nog maar weinig exemplaren over en men probeert ze goed te beschermen zodat ze niet uitsterven (www.mekongdolphin.org).

Als na twee dagen blijkt dat er nog steeds geen boten gaan besluiten we een pick up te nemen. We zijn niet de enige die in de pick up gaan. De bak zit vol met kokosnoten, op de laadklep zijn een stuk of twintig dozen met sigaretten gestapeld en daar tegen aan is onze fiets gebonden. Samen met nog vijf mensen kunnen we op de kokosnoten voor de dozen zitten. In ruim vier uur rijden we eerst een kilometer of veertig over een hele slechte weg die overgaat in een door Chinezen verbeterde weg naar Stung Treng. Tegen de tijd dat we daar aan komen is het al donker geworden. We eten eerst een bordje rijst voordat we een slaapplek gaan zoeken. Als we de hotels en guesthousen aflopen blijkt alles vol te zitten.
"Chinese Newyear!" krijgen we steeds te horen.
Een guesthouse biedt ons aan om op het dak te slapen samen met nog drie andere mensen maar omdat er veel muggen zitten en wij geen net hebben slaan we het af. Een hotel biedt ons een plek in de gang aan maar dat lijkt ons ook niet zo lekker slapen. We besluiten om op een bankje te gaan zitten en de nacht daar door te brengen. We vinden een mooi bankje onder een van de schaarse lantaarnpalen en nemen plaats. We zitten daar een half uur, het is ondertussen 22.30 uur, als er iemand uit het huis aan de overkant komt en in gebrekkig engels vraagt waarom we hier zitten. Nadat we hebben uitgelegd dat alle hotels vol zijn mogen we met hem mee. Het huis blijkt een restaurant te zijn waar een paar tafels tegen elkaar worden geschoven zodat we daar op kunnen liggen om te slapen. We spreiden onze slaapzakken uit en iemand komt nog een kussentje brengen zodat we een ietwat hard maar slaapbaar bed hebben. De volgende morgen bedanken we vriendelijk de mensen voor de gastvrijheid en zoeken nu wel met succes naar een kamer.

Het laatste stuk naar Laos doen we weer op de fiets. Er wordt een nieuwe weg gemaakt waar nu nog niemand rijdt. Dat is nog eens lekker fietsen. Na 50 kilometer houdt de nieuwe weg op en verdwijnt er een pad het bos in.
"Ik denk dat we daar in moeten", zeg ik een beetje twijfelachtig tegen Marijcke.
Na een uur rijden over een hobbelweggetje komt er inderdaad een houten hokje met een slagboom te voorschijn. In het hokje zit ook nog iemand in een uniform. Vijf minuten later en een dollar armer mogen we ons onder de slagboom door wurmen. Je moet waarschijnlijk twee dollar betalen wil hij die voor je omhoog doen. Een paar honderd meter verder staat weer een hokje met een slagboom. Achter het hokje liggen een paar mannen lui onderuit in een hangmat. Iemand tovert onder de balie een plactic mandje vandaan waar de stempels inzitten. Nog eens vijf minuten later en nu vier dollar armer staan we in Laos, een nieuw land, een nieuwe ontdekkingstocht.

Filmpje over Cambodja

In Muang Khong spreken we een ander stel wat ook op een tandem door Azië aan het fietsen is. Alleen is het geen gewone tandem maar een ligfiets tandem. Vanuit Mongolië zijn ze via China en Thailand in Laos terecht gekomen en ze gaan nog door tot Singapore. (www.tandemtour.info).

Is Zuid-Laos saai? Op internet lezen we berichten dat fietsers het gedeelte met de bus doen omdat het te saai is en we komen andere fietsers tegen die dat voorbeeld volgen. Nou dan willen wij wel eens kijken wat hier van waar is. Tot aan Vientiane is het ongeveer duizend kilometer. We fietsen door een eentonig landschap van kale velden, waar logge waterbuffels door sluffen, en af en toe begroeing. Een heel klein stukje rijden we door de jungle zoals het er vroeger vol mee stond. Naast de enorme woudreuzen voelen we ons weer nietig en onderdanig aan de natuur, zoals het hoort. Wij komen langs kleine dorpjes waar onder de houten huizen op hoge palen vrouwen zitten te weven. De meeste dames dragen een mooie, donkere rok met aan de anderkant een gekleurde band. Bij de huizen wordt in aarde ovens houtskool gemaakt dat gebonden in grote zakken aan de kant van de weg staat, klaar om te worden opgehaald en op een markt te worden verkocht. Uit een paar woningen klinkt het geknetter van de nieuwe trent in Azië; het muggencremeertennisracket. Vroeger had je een blauwe lamp met een kooi eromheen waar stroom op staat. Aangetrokken door het licht vlogen de bloedzuigers hun dood tegemoet. Nu is er een tennisracket waar stroom op staat en moet men achter de muggen aan hollen om ze naar de andere wereld te ‘smashen’. De meeste mensen hebben er veel plezier in en het is gelijk goed voor een beetje lichaamsbeweging.

Als we in de buurt van een school komen en er fietsen kinderen dezelfde kant op als wij dan is de kans groot dat we worden uitgedaagd voor een wedstrijdje. Wij halen ze eerst in en dan horen we wat gegiegel voordat zij ons weer in halen. Waar we ons een beetje voor schamen is de keer dat een tien jarig meisje met ontzettende spillebeentje ons voorbij reed. Met een nonchalante blik keek ze naar ons zo van ‘wat hebben jullie een gekke fiets, en ik ga toch nog veel harder zonder dat het me moeite kost’. Toen voelde we ons zeker lullig op de tandem.

Iedere ochtend, door al het stof en rook in de lucht, krijgen we een knal rode zonsopgang te zien. Zelfs na twee weken blijft die de moeite waard. Na uren trappen zonder iets indrukwekkends te zien raak je in een semi-meditatieve toestand. Je ziet de omgeving niet meer en je bent alleen met je gedachten. Ik denk veel aan de landen die we gezien hebben en de mooie tijden die we al gehad hebben. Ook aan de minder mooie tijden natuurlijk. Fietspech, altijd tegenwind en ruzies om de meest onnozele dingen. Het valt ook niet mee om bijna 24 uur per dag op elkaars lip te zitten. Je gaat je ontzettend irriteren aan kleine dingen. Als je dat niet uitspreekt loopt het vanzelf uit de hand. Daar sta je aan het begin van een lange reis niet bij stil, je denkt aan alle praktische zaken maar hoe je het twee jaar leuk moet houden valt niet te plannen. Een ander tijdverdrijf is het luisteren naar muziek in je hoofd. Johnny Cash die met zijn doorleefde stem de mooiste liedjes zingt of de vuig ronkende gitaren van Queens of the Stone Age doen ook een paar kilometer vergeten.

In een paar ‘steden’ stappen we een dagje af om de koloniale gebouwen te bekijken maar dat is niet echt schokkend. Sinds de Fransen weg zijn is er niet meer aan gedaan en is het een wonder dat er iets van over is gebleven.

Na 700 kilometer komt er iets wat op een landschap lijkt, er staat een berg vlak langs de weg. Gelijk stoppen om een paar foto’s te nemen. Dat hebben we al een tijd niet gedaan, en al die rolletjes hebben we niet voor niets bij ons.

De laatste 300 kilometer zijn meer van hetzelfde alleen worden de mensen een stuk minder enthousiast als we langs komen. Bijna geen gegil meer (Sabaidiiiii of Falang Falang!) en zelfs als we stil staan komt er niemand kijken. De winkeltjes worden een stuk gevulder. In het zuiden kon je kiezen uit een flesje pepsi of 7Up en er hingen wat vage snoepjes in plastic zakjes aan een balk maar richting Vientianne is er veel meer voor handen. Na weken rijst en noodle soep hebben we wel zin in een pizza.

Zuid-Laos saai? Misschien als je slechts vier weken vakantie hebt en je meer afwisseling wil, maar op een tocht als de onze is het prima te doen. Er valt genoeg te zien, je moet er alleen een beetje naar zoeken, en je hebt heel veel tijd om na te denken. En het is heerlijk rustig om te fietsen. Je hebt bijna de gehele, goede weg voor jezelf. Een paar bussen en wat vrachtauto’s met Beer Lao per dag komen we tegen en in de dorpjes wat plaatselijke fietsers en brommertjes.

28 maart 2005, van Vientiane (Laos) naar Vientiane (via o.a. Luang Prabang) totaalstand = 20.876 km.


“De wereld is plat,
zeker weten doe ik dat.
Geen formules, geen getallen,
ik heb een aambeeld op
mijn globe laten vallen.”
Eric Schreurs.

Hail mountains. Lang leve de bergen. Eindelijk kunnen we weer klimmen. Het tropische zweet wordt klimzweet en dat stinkt minder. Wat is het heerlijk om na een paar uur inspannen boven op een pas te staan. Een soort David tegen Goliath. Als je tijdens het rijden de weg onder je steeds kleiner ziet worden voel je het al. We gaan deze strijd tegen de zwaartekracht winnen en dat niet alleen, we absorberen ook nog eens een groot gedeelte van zijn energie. We zijn niet meer te stoppen en willen maar door blijven gaan. We genieten van alle uitzichten, dorpjes, brandende hellingen, van pret gillende kinderen, en het bedwingen van nog een berg naar een andere vallei. ’s Avonds staren we naar de kaart om te kijken waar we nog meer heen kunnen fietsen. Bergen zijn net als drugs erg verslavend. De laatste maanden hebben we ze enorm gemist. Een paar klimdagen in Maleisië en in het noorden van Thailand maar voor de rest hebben we in Azië niet veel geklommen. Tot we in Noord-Laos zijn, waar het ook nog eens zo rustig op de weg is dat we bijna al het asfalt voor ons alleen hebben.

Bij Vang Vieng moeten we naar de kaakchirurg omdat onze mond, bij het zien van het landschap, is open gevallen en niet meer dicht wil. Het is alsof een landschapsarchitect het ontworpen heeft. Eerst een leuk dorpje, dan een rivier, daarachter een vlakte met schuurtjes en hutjes en dan vanuit het niets honderden meters hoge karstrotsen. ’s Avonds vlak na zonsondergang vliegen er duizenden vleermuizen uit de grotten die zich in de rotsen bevinden. In een heel lang lint vliegen ze weg op zoek naar eten. In een dronken bui heeft een andere architect wat restaurants bedacht waar backpackers de hele dag liggend naar de preutse grappen van Friends kunnen kijken, zich tegoed doend aan ‘happy’ pizza en Lao bier. Dat is al een attractie op zich.

In twee dagen klimmen (en dalen) we naar Muang Phu Khun op 1400 m. Van hieruit willen we naar Phonsavan fietsen waar de Plain of Jars zich bevindt. Volgens de gids is het 120 km en op 90 km zou een groot dorp moeten zijn. Lijkt ons een mooie afstand om in 1 ½ dag te fietsen. We vertrekken om acht uur, niet zo vroeg als normaal omdat het redelijk fris is. Bij de eerste kilometer paal staat dat Phonsavan 135 km is, 15 meer dan wij dachten. Nou ja, dan zien we nog meer van Laos voor hetzelfde geld. Het gaat de gehele dag op en neer waarbij steeds op het laagste punt een dorpje zit. We stoppen regelmatig om te drinken en wat te eten. Als we om vier uur bij kilometer 90 zijn aangekomen blijkt het grote dorp uit zes huizen te bestaan en er absoluut geen guesthouse is. We besluiten om door te fietsen en te zien waar het schip strand.

Rond zessen wordt het donker en van straatvelichting heeft men nog niet gehoord, stroom hebben ze helemaal nog niet in dit gebied. We vissen de hoofdlamp uit de bagage en met de lichtbundel op de middenstreep gericht fietsen we verder. Gelukkig is er bijna geen verkeer zodat midden op de weg fietsen geen probleem is. In de huizen waar we langs fietsen zien we binnen vuurtjes branden en honden die overdag slapen rennen nu blaffend achter ons aan. Ik wist niet dat honden ook lichtgevende ogen hadden maar in het pikkedonker zien we alleen twee ogen op ons af komen.

Als we dichter bij Phonsavan komen krijgen de huizen geleidelijk aan wel stroom en met die verlichting kunnen wij de weg beter zien. Om 20.45 uur komen we eindelijk aan op de plaats van bestemming. Onze langste fietsdag aller tijden zit erop (138 km, bijna 2000 hoogtemeters en 10 ½ uur in het zadel). Weten we ook weer dat we dat kunnen. Voordat we de Plain of Jars gaan bekijken nemen we eerst een rustdag.

In een half uurtje fietsen we naar de vlakte waar de potten zich bevinden. Het is zondag en ook voor de Lao’s is het bezoeken van de vlakte een uitje met de gehele familie. Wij wachten even tot iedereen vertrokken is zodat we in alle rust rond kunnen lopen. De potten zijn uit grote stenen gehakt en niemand weet het eigenlijke doel ervan. Het meest waarschijnlijke is dat het graven zijn, maar dat moet nog bewezen worden.

Met de bus gaan we terug naar Muang Phu Khun, geen goed idee want na een half uur rijden komt bij Marijcke d’r ontbijt er weet uit. Daarom hingen waarschijnlijk al die plastic zakjes aan het plafond van de bus. De meeste mensen kunnen niet tegen de kronkelige bergweggetjes en tijdens het fietsen zagen we regelmatig zakjes met vage inhoud op de weg liggen.

Nu we weten dat we 130 km in de bergen kunnen fietsen rijden we ook in een dag naar Luang Prabang. Doordat we onderweg andere fietsers tegenkomen en daar een tijdje gezellig mee kletsen komen we ook hier in het donker aan. Dat moet geen gewoonte gaan worden.

Vijf dagen vermaken we ons prima in deze oude hoofdstad. We slenteren door kleine straatjes, vullen de verbrande caloriën weer aan en fietsen nog een dag naar de grotten van Pak Ou waar honderden Buddha beelden in zijn geplaatst.

Alsof het een aquarium is gaan we iedere avond, vanaf boven aan een trap, naar de avondmarkt kijken. Tientallen stalletjes staan er met allemaal dezelfde kleden, tassen en prulletjes.

Tijd om terug te gaan, het visa loopt op zijn einde. Het was eerst de bedoeling om de terugreis naar Vientiane met de bus te doen maar na de vorige buservaring fietsen we ook terug. De eerste dag gaat het nog lekker, weer enorm veel klimmen en dalen maar de tweede dag maken we een vergissing. We dachten dat we voornamelijk moesten afdalen en daarom hebben we geen eten meegenomen, en dat komt ons duur te staan. Honger komt bij mij in een keer opzetten en dan is het gelijk afgelopen met de pret. Maar nu moeten we nog een kilometer of twintig tot het volgende dorp waar we kunnen eten. Dat wordt een ernstige martelgang en op een tandem is dat ook nog ongunstig voor Marijcke. Ik trap minder krachtig zodat zij harder gaat trappen. Uiteindelijk komen we boven waar we onze lege magen bij kunnen vullen, maar de benen willen niet meer. Na een lange afdaling van 900 meter volgt weer een aantal klimmen. Met veel zuchten en kreunen halen we toch weer het dorp maar makkelijk ging het niet.



Op de laatste dag naar het vlakke krijgen we ook nog eens het nodige materiaal pech. Het ging juist zo’n tijd goed. Eerst een lekke voorband. Bij nadere inspectie blijkt de binnenband te zijn doorgesleten en niet meer te plakken. Gelukkig hebben we nog een paar reserve binnenbanden. Tien kilometer verderop klapt de achterband weer eens, maar nu zit er wel een gat in de buitenband. Heel erg vreemd voor een band waar we 4500 km mee gefiets hebben en het profiel nog goed is. Maar daar gaat weer een binnenband en een buitenband. De reserve buitenband die we hadden daar hebben we in Nieuw Zeeland ook problemen mee gehad zodat we af moeten wachten hoever we er mee gaan komen, en anders wordt het met de trein richting Bangkok.
De wereld is niet plat maar helemaal rond en heeft ook nog eens ribbels in de vorm van bergketens die het voor ons mooier maken om er rond te fietsen, alleen moet je ze nooit onderschatten anders wint Goliath toch nog.

Filmpje over Laos

12 april 2005, van Vientiane (Laos) naar Ayutthaya (Thailand) totaalstand = 21.334 km.


Terwijl we met de fiets aan de hand over de Friendship Bridge van Laos naar Thailand lopen denk ik aan de vorige keren dat we pech hadden. We hebben altijd wel een oplossing kunnen vinden om weer door te fietsen maar op dit moment baal ik ontzettend. We kunnen niet het rondje Thailand afmaken en daardoor missen we een Khmer tempel bij Phimai. De pakken waar we bij neer kunnen gaan zitten hebben we achterop maar daar wachten we nog even mee.

Op zo’n 10 kilometer buiten Vientiane, even voorbij de BeerLao brouwerij, loopt de buitenband van het achterwiel er voor de eerste keer af. Dankzij de oplettendheid van Marijcke besparen we de binnenband. We pakken de fiets af en leggen de band weer om de velg. We pompen de band zachtjes op zodat er niet te veel druk op komt te staan. We fietsen voorzichtig en zo komen we nog tot de douane van Laos waar de band er weer af loopt en er nu niet meer op blijft zitten. We laten ons uit stempelen en lopen over de brug naar Thailand. Heel bijzonder en typisch iets voor ons. In Thailand aangekomen laten we ons instempelen en lopen verder naar Nong Khai waar we een kamer nemen en op zoek gaan naar een fietsenwinkel. We zijn heel blij als we een 28" band vinden maar helaas is deze iets groter dan 28" en kunnen we hem terug brengen. Er zit niets anders op dan met de trein naar Bangkok te gaan. Om de teleurstelling te verwerken blijven we nog een dagje en bezoeken een beeldentuin van een wat excentieke monnik. Hij vond in ieder geval belangrijk dat de beelden erg groot waren.

Donderdag 31 maart. Twaalf uur lang in de trein is geen pretje. Op het heetst van de dag tikt onze termometer even de 42 graden aan. De flessen water zijn niet aan te slepen, de verkopers zijn erg blij met ons. Gekookt en onder het stof komen we aan in Bangkok waar we het eerste de beste hotel nemen om te douchen en schone kleren aan te trekken.
De volgende dag gaan we naar de Nepalese ambassade om een visum aan te vragen. Doordat het adres verkeerd in de gids staat, straat 17 ipv 71, kunnen we het eerst niet vinden. Na een paar keer vragen komen we eigenlijk te laat, twee minuten, op de ambassade. De man kijkt even naar de klok en dan naar onze gezichten en maakt er geen probleem van om ons toch nog te helpen. Maandag kunnen we het visum ophalen zodat we twee dagen de tijd hebben om Bangkok nog wat meer te bekijken.

Als we maandag wakker worden plenst het dat het giet. We hadden het vannacht al horen onweren en het ziet er niet naar uit dat het snel gaat stoppen. Ik offer me op om de stad in te gaan naar de ambassade. Omdat er geen goten en regenpijpen bestaan is de stad veranderd in een grote waterval, en verschillende straten staan compleet onder water. Iedereen ondergaat het gelaten, mensen rijden kleddernat op hun brommertje alsof de zon schijnt en soppen door straten of ze een dagje aan het strand zijn.

Als ik terug ben gaan we naar het station om de trein naar Ayutthaya te nemen waar een pakje met een nieuwe buitenband op het postkantoor op ons ligt te wachten. Als we op het station staan worden we aangesproken door iemand van het produktieteam van een Indiasche Bollywood film. Of ze de fiets kunnen lenen voor een opname. In eerste instantie hebben we daar weinig zin in maar naar lang en vriendelijk aandringen stemmen we toch toe. Een of andere rapper gaat voorop en een charmante, kleurig geklede dame gaat achterop. We hopen dat de band het een beetje houdt anders wordt het een soort blooper. Ze fietsen een paar keer langs het station waarbij de vrouw vrolijk met haar kleurrijke gewaad zwaait. Mocht er iemand ooit nog een film of een clipje zien waar een tandem in voor komt dan is dat die van ons.



Het pakje is inderdaad aangekomen en de buitenband zit er zo op. De ketting heeft wat meer tijd nodig en de achtertandwielen is ons volgende probleem; we krijgen ze niet los. Met ons gereedschap, de NBT 1, krijgen we er geen beweging in terwijl het alle vorige keren wel ging. Marijcke neemt het achterwiel mee naar drie fietsenmakers maar geen van alle krijgt zelfs met goed gereedschap de kransje eraf. Dit is lastig, niet vanwege de tandwielen, ik denk dat die nog wel even mee kunnen, maar om het freewheel te kunnen vervangen moeten ook de kransjes eraf. En het freewheel is al twee keer eerder stuk gegaan en mocht dat nu weer gebeuren dan hebben we een echt probleem. Maar we hopen dat dat niet gebeurt en gaan nog een weekje in de omgeving fietsen.

In Kanchanaburi verdiepen we ons nog meer in de Death Railway en bekijken we nog een keer de Bridge over the River Kwai. In een stadje 70 km verderop staat het grootste Buddhistische monument ter wereld, de Phra Pathom Chedi. Die hadden we vier maanden geleden gemist en nu kunnen we hem toch nog bekijken. Met een hoogte van 120 m is een imposant bouwwerk wat alleen vanaf een afstand goed te bekijken is.

Fietsen in april in Thailand is geen aanrader of je moet er van houden om iedere dag gebraden te worden. Het is de heetste periode van het jaar en ’s middags loopt het snel naar de 40 graden. Alles voelt heet. Als je je handen op het stuur verplaats voel je het branden en het water in de bidons kookt bijna. Waar we op normale warme dagen na een blikje fris nog wel eens trek in een tweede hebben gieten we nu ieder een liter water na binnen en hebben dan nog trek in nog een fles.

13 april begint de viering van het Buddhistische nieuwjaar wat gepaard gaat met het gooien van grote hoeveelheden water. Met deze temperaturen lijkt ons dat wel wat het is alleen jammer dat we de 14de naar het vliegveld moeten en om daar kletsnat aan te komen is weer minder aangenaam. Het is trouwens het derde nieuwe jaar dat we in gaan. Eerst het Christelijke, in februari het Chinese en dan nu het Buddhistische. Ik snap nu waarom ik grijze haren begin te krijgen. In ruim drie maanden zijn we 3 jaar ouder geworden, maar of we ook zo snel wijzer worden?