Mijn website

Home Verhalen Foto's Filmpjes Wereldreis Tips Paklijst Links



Indonesië-Singapore-Maleisië


9 september 2004, van Bali naar Jakarta (Indonesië) totaalstand = 13.099 km.


Engelse les No. 1 in Indonesië:
Hé Mister.
Les No. 2:
HE MISTER!
No. 3:
HE MISTER! WHERE ARE YOU GO?
Dit krijgen we ongeveer honderd keer per dag te horen, meestal gevolgd door hard gelach maar dat zijn we wel gewend. Het is begin augustus en we zijn op Bali aangekomen, Kuta Beach om precies te zijn. Hier is 2 jaar geleden een aanslag gepleegd waarbij veel Australiërs zijn omgekomen. Veel toeristen vermijden daarom deze plek.
De komende twee weken brengen we door met de familie van Marijcke. Samen maken we uitstapjes naar o.a. Tanahlot, Goa Gaja, Borobudur. Een van de hoogtepunten is toch wel het Ramayana ballet met de Prambanan op de achtergrond. Een ander hoogtepunt is de beklimming van de Bromo vulkaan. Het mooiste tijdstip om daar te zijn is de zonsopgang en dat is om ongeveer 6.00 uur. We vertrekken om 1.00 uur om er op tijd te zijn. Dat lukt goed, om 4.15 uur beginnen we te wandelen. In de gids staat dat we de stroom toeristen moeten volgen richting de Bromo. Dat doen we, alleen zitten alle andere toeristen in een jeep. We lopen over een grote zandvlakte, in de verte zien we de jeeps rechts een berg op gaan. We lopen daar ook maar heen. Het blijkt toch verder te zijn dan we dachten, het zou een uur lopen zijn. Maar na 1 1/2 uur zijn we pas aan het begin van de berg en de zon begint al op te komen. Ergens zijn we fout gelopen. Om er nog wat van te maken blijven we zitten om te genieten van de zonsopkomst. Stuk voor stuk worden de bergen om ons heen in het zonnetje gezet. Een marslandschap komt te voorschijn. Aan de horizon zien we rookpluimen van een andere vulkaan. Als we terug lopen zien we waar we verkeerd zijn gegaan. De jeeps gingen rechts naar een uitkijkpunt terwijl de Bromo links op de vlakte ligt, maar in het donker hebben we die compleet gemist. Het is nog steeds de moeite waard om bovenop te staan, in de krater te kijken waar rook uit komt, en van de omgeving te genieten. In Yogya nemen we afscheid van de familie, altijd een moeilijk moment, we staan er weer alleen voor.


Op de ochtend dat we willen gaan fietsen blijkt er een flinke slinger in het achterwiel te zitten en dat we een onderdeel van het karretje kwijt zijn, het gedeelte om de kar aan de fiets te koppelen. Problemen, en we fietsen nog niet eens. De slinger laten we eruit halen bij een fietsenwinkel. Daar vragen we ook een stuk ijzerdraad om de kar vast te binden. De volgende dag beginnen we echt.


Op Bali hebben we ook een stukje gefietst en dat ging prima. Het is wel druk op de weg maar iedereen let goed op. Op Java zoeken we een rustige weg langs de kust. We zijn niet de enige fietsers. De lokale bevolking vindt het ook een goed vervoersmiddel. Balen rijstplanten achterop, kleine eettentjes, de gehele familie. Hiermee vergeleken hebben wij weinig bagage. Later op de dag willen we een overnachtingsplek zoeken in de vorm van een hostal. Dat is een probleem langs het rustige weggetje. De gehele dag zijn we nog niets tegen gekomen en als we vragen waar het dichtsbijzijnde hostal is blijkt dat 20 km verderop te zijn. En die 20 km gaan over een knap beroerde weg, "broken road", horen we van iemand die een stukje naast ons rijdt.


De plaats waar het hotel is ligt aan de drukke weg die dwars door Java gaat. De volgende ochtend beginnen we daar te fietsen. Nou ja, fietsen. Het is meer hopen dat onze beschermengel niet met vakantie is gegaan. Dit is pas chaos. In theorie rijdt men aan de linkerkant van de weg maar iedereen is aan het inhalen zodat ze net zo goed rechts kunnen gaan rijden. Het gevolg hiervan is dat het inhalende verkeer recht op ons afkomt. Dat in combinatie met de slechte staat van de weg maakt het fietsen tot een levensgevaarlijke onderneming. We willen ook nog wel eens de zon onder zien gaan in de Noordzee en alle familie/vrienden in Nederland lastig vallen met onze verhalen. Als het karretje dan los schiet en de berm in rijdt (gelukkig loopt daar niemand) houden we het voor gezien. Op de kaart kunnen we geen kleine, doorgaande weg vinden en om te slapen komen we al gauw op de grote weg terecht. In Kebumen nemen we de trein naar Bandung.


De eerste kennismaking met het openbaar vervoer is een goede. We nemen de economische trein en dat blijkt geen beste keus. De wagon is waarschijnlijk ooit gebruikt voor veevervoer. Nu staan er bankjes in en wordt het vol gepropt met mensen. Binnen een half uur zit de buurman van Marijcke met zijn hand in haar broekzak. Hij doet het alleen niet zo onopvallend en we maken hem duidelijk dat het niet de bedoeling is om te stelen. Hij druipt snel af. Wat er de volgende acht uur voorbij komt is niet te geloven. Mensen die alle soorten eten aanbieden, godsdienstwaanzinnige, complete orkesten, wandelende karaokebar, en veel mensen met een lichamelijke afwijking die wat geld willen. En dat alles bij een temperatuur van ongeveer 35 graden. Na deze circus van 8 uur komen we gebroken aan, op het verkeerde station zodat we ook nog een busje moeten regelen. We komen terecht in het enige betaalbare hotel waar nog meer toeristen zitten. Het blijkt dat we op een toeristen trail zitten. Iedereen volgt dezelfde route, wij ook alleen anders om. Dit is hem: Jakarta, of gelijk door naar Bandung. Daar een theeplantage bekijken en een vulkaan. Door naar Pangandaran om te ontspannen, Yogya, Bromo en dan Bali.


Wij bekijken de Papandayan vulkaan en een Hindu tempel bij het Cangkuang meer. Met een bamboovlot peddelen we het meer over. We zijn hier helemaal alleen. Een kleine tempel tussen grote bomen op een heuveltje bij een meer. Het lijkt wel een sprookje. Hier kom je past tot rust.


Met een luxetrein vertrekken we naar Jakarta. Daar lopen we een paar dagen rond. Het leukste wat we zien is een oud Nederlands ophaalbruggetje, een herinnering aan de koloniale tijd dus echt leuk is het niet. Omdat we niet fietsen hebben we veel tijd over. We staren een tijd naar de kaart en neuzen wat in de reisgids om een planning te maken voor de komende 2 weken.


We gaan Sumatra grondig bekijken. In Bukittinggi maken we kennis met de Minangkabau cultuur en architectuur. De huizen zijn gemaakt in de vorm van een boot en wel de boot van Alexander de Grote zo wil het verhaal. De uiteinden van het dak lopen in een punt omhoog en boven de ingang loopt ook nog een punt omhoog. Dat kost weer heel wat film en geheugen om vast te leggen. In Bukittinggi komen we de eerste andere fietser tegen, Michael, of eigenlijk ook ex-fietser (http://www.initium.ch/globobike/). Veels te druk en gevaarlijk om prettig te fietsen is ook zijn argument. We gaan proberen elkaar in Maleisië weer te ontmoeten en samen wat te fietsen.


Volgende stop is Lake Toba, land van de Batakken. Ook hier staan mooi vorm gegeven huizen. Het dak loopt nog steeds in 2 punten omhoog maar de ingang zit aan de zijkant. Het hout om de deur is in kleurige motieven geschilderd. Waarschijnlijk vindt men het schilderwerk zelf ook erg mooi want het deurtje is vrij klein.


Het toetje van Sumatra is Bukit Lawang. Hier is een Orang Utang revalidatie centrum. Men vangt de apen op om ze klaar te maken om in het wild te worden uitgezet. Vorig jaar is er een verwoestende overstroming door het dorpje gegaan. Bijna alles is meegesleurd. Met het wederop bouwen van het dorp heeft men geen haast. Het is alsof je door het decor van een oorlogsfilm loopt. De oorzaak van de flooding is waarschijnlijk illegale houtkap. Waarom iedereen hier heen komt is het voederplatform voor de Orang Utangs. De laatste fase voor ze diep het woud in gaan. In een kano steken we de rivier over en klimmen een stuk de berg op. Onderweg zien we verschillende apen door de bomen slingeren. Bij het voederplatform aangekomen zien we dat enkele exemplaren een baby aan hun buik hebben hangen. Er lopen verschillende mensen rond die alles noteren wat de apen zoal eten. Een paar trossen bananen en een emmer water armer en een schitterende ervaring rijker gaan we terug naar beneden. De volgende dag vliegen we naar Jakarta om ons klaar te maken voor Singapore en Maleisië waar we weer willen gaan fietsen. (Terwijl we dit schrijven is er een bomaanslag bij de Australische ambassade waarbij verschillende mensen om het leven zijn gekomen.)


9 oktober 2004, van Jakarta (Indonesië) naar Kota Bharu (Maleisië), totaalstand = 13.983 km.


Het is gelukt. We zijn onder, of over de evenaar heen gevlogen. 9 Maanden geleden hebben we er in Ecuador bovenop gestaan, een mooi goud lijntje over de straat scheidde het Noordelijk halfrond van het Zuidelijk. In Sumatra hebben we er ook op gestaan alleen was er geen goud lijntje maar een kalkstreep gemaakt met een verfroller. Het meest suffe hiervan was dat de lijn verkeerd liep, van NO naar ZW in plaats van O naar W. Anders kunnen de auto’s er niet mooi overheen rijden, de lijn staat nu haaks op de weg alsof het de finish is, zal de reden wel zijn.


We zijn nu in Singapore aangekomen, 1 ? uur vliegen vanuit Jakarta maar een grotere wereld van verschil bestaat er bijna niet. Van chaos naar orde, van vuiligheid naar netheid, van drukte naar rust, van Zuiderlijk halfrond naar Noordelijk. Het klink kouder als je op het Noordelijk halfrond verblijft maar het is niet zo. Singapore is nog steeds warm. We weten ondertussen wel de temperatuur waaronder we een beetje kunnen slapen. De grens is 30 graden, daarboven wordt het moeilijk om in slaap te komen en zonder een katerig gevoel wakker te worden.


We verblijven in Hostel MacKenzie (www.mackenziehostel.com) waar een paar schitterende karakters rond lopen. Een Amerikaan die 20 jaar geleden op zoek naar de perfecte golf op Bali belandde en daar is blijven hangen. Hij praat als een schildpad die in een coffeshop is geboren. Dat is op zich wel jammer. Hij heeft aardige dingen te melden maar na 5 minuten luisteren wil je naar bed. Een Spanjaard die al 30 jaar aan het rond reizen is en een geweldig geheugen heeft. Hij weet precies alle plaatsen waar hij geweest is, of het er goedkoop en mooi was en hoe vaak hij er geweest is. Een een Afghaan die een handeltje heeft in auto onderdelen, het liefst van Toyota. Hij koopt de onderdelen in Singapore verscheept ze naar Afghanistan en smokkelt ze dan over de bergen naar Pakistan om ze daar te verkopen. Hij heeft 2 vrouwen en 10 kinderen en hij kan ze prima onderhouden met zijn handel. Hij snapt niet waarom wij geen kinderen hebben.
"No beca, no good", krijgen we de hele tijd te horen. Kinderen zijn een geschenk van Allah en het grootste bezit wat je kan hebben.


Na vijf dagen rond lopen door Little India (knikkebollende Indiërs blijft een geweldig gezicht), Chinatown, vele shoppingmalls en het bekijken van tempels stappen we op de fiets. Even kijken of hij ons nog dragen wil. Dat gaat goed en wonder boven wonder fietsen we zo de stad uit richting Maleisië. Na 26 km worden we Singapore uitgestempeld en een kilometer verderop land No. 13 van onze tocht ingestempeld. We zijn in het land van Sandokan.


Als we de drukte van Johor Bahru hebben verlaten fietsen we rustig langs palm- en rubberboomplantages. De stukken waar nog jungle is worden we regelmatig aangestaard door apen, ze kijken net zo verbaasd als sommige kinderen waar we voorbij rijden.
"Wat is dat nou voor geval", zie je ze denken.
"Een fiets, maar er zitten twee mensen op, witte mensen, en ze trappen allebei".
En of dat nog niet genoeg is komt er nog een rood wagentje achteraan. Het verkeer in Maleisië is vergeleken met Indonesië een verademing, mensen rijden achter elkaar in plaats van naast elkaar. En dan is er nog een brede vluchtstrook waar we ons veilig op kunnen verplaatsen. Lang leve de vooruitgang. De kleine dorpjes waar we door fietsen zijn een verzameling houten huizen op palen met aan de kant van de weg eettentjes. De huizen zien er niet goed onderhouden uit maar ze zijn wel erg groot.


Bij Mersing nemen we de boot naar het Tioman eiland. Het is voor het eerst dat de fiets op het dak van een vaartuig wordt meegenomen. Op het eiland verblijven we in Air Batang. Van hieruit maken we een wandeling over het eiland, dwars door de jungle. Het eerste wat opvalt is dat het stil is in het bos. Op een paar krekels na horen we niets. Af en toe kraken er takken, we worden in de gaten gehouden door een stel apen. Verder zien we hagedissen en grote duizendpoten van een centimeter of 20. Een lekker hapje vol proteïne. Mmm, jammer dat we vegetariër zijn. We zweten ons een ongeluk. Een vochtigheidspercentage van 99%, 35 graden en een berg over klimmen is goed om te transpireren. Er komen twee watervallen uit mijn broek. De volgende dag houden we rust om alle kleren te kunnen wassen. Je blijft natuurlijk aan de gang met deze temperaturen.


Op het paadje langs de chalets waar we in slapen zien we een varaan lopen. We hebben ze al eerder gezien maar deze is vrij groot, al gauw 1 meter. Hij speurt de omgeving af en steekt in korte bewegingen zijn tong uit. Er is hier geen eten te halen en hij verdwijnt in het struikgewas.


We hebben lekker kunnen ontspannen en stappen op de fiets om verder naar het noorden te trappen. In Kuala Rompin drinken we onder het toeziende oog van Osama bin Laden een kopje koffie. Verschillende posters van deze man hangen in het cafe. Het is weer wat anders dan Britney Spears, maar echt blij word je er niet van. Die nacht slapen we in een hostal die gelijk in het rijtje klassiekers wordt opgenomen. De (ongewassen) lakens zijn te kort, de wc is een gat in de grond en dat gat wordt waarschijnlijk nooit even met een fris sopje schoongemaakt, met je neus als reisleider is het toilet ook in het donker te vinden. Dichte ramen zijn er niet zodat we ’s nachts niets van het straatleven missen. De muren zijn van boordkarton, beplakt met krantenknipsels uit februari 2002. Zo weten we nu eindelijk dat Dennis Bergkamp 2 doelpunten heeft gemaakt voor Arsenal en dat Pamela Anderson wil gaan strippen. Er hing ook een bericht dat Proton, ( www.proton.com ) een automerk uit Maleisië, fietsen gaat maken. Racefietsen en mountainbikes gemaakt van carbon. Dat beloofd wat.


Bij Kemanan fietsen we moslimland in. Opeens staan er veel meer moskees dan eerder en zelfs naambordjes worden in het Arabisch aangegeven. Was er eerst nog een gemengd beeld van vrouwen met en zonder hoofddoekjes, vanaf hier zien we eigenlijk alleen maar hoofddoekjes. Raar dat er zo’n groot verschil tussen twee provincies zit. Als we vlak voor Dungun voor een stoplicht staan vraagt er een jongen die achter op een brommer zit:
" Where are you going to?".
"To Dungun", antwoord ik waarop hij kijkt met een blik van ‘daar is niets te doen’.
"What are you doing there?, is dan ook zijn logische volgende vraag.
"Sleeping", zeg ik nog net voordat het licht op groen springt.


Dat is het leuke van rondfietsen. Je komt ook op plaatsen waar niets te doen is. Als je met de bus of trein reist zoals we op Java en Sumatra hebben gedaan verplaats je je toch van de ene touristische attractie naar de andere waar regelmatig bitterballen op het menu staan. Zo blijf je in een westerse bel door het land reizen terwijl als je fietst word je compleet opgenomen door het land, je kan er niet aan ontsnappen.
Kuala Besut. We gaan naar een eiland, niet onbewoond, maar een waar strand paradijs. Althans volgens de reisgids. De boottocht erheen is niet paradijslijk maar een verschrikking. We zitten met zijn tweeën in een snelle boot en de chaffeur denkt dat hij de Michael Schumacher van het water is. Vanaf de oever leek de zee vrij vlak te zijn. Op het moment dat wij onze spullen hebben ingeladen en de boot gaat varen valt dat iets tegen. Als de boot vol gas geeft is de ramp compleet. We vliegen meters over de golven om met een harde klap weer op het water terug te komen. Ik dacht dat we voor een boot betaald hadden en niet voor een laag vliegend projectiel. Dwars op de golven, hangend met de golven mee, het maakt de chaufeur niet uit, als het maar hard gaat. De knokkels van mijn hand waar ik wanhopig de reling mee vast houd slaan wit uit. Af en toe kijk ik naar de reddingsvesten die boven ons hoofd hangen, maar die durf ik niet te pakken. Dan denkt de chauffeur vast dat ik bang ben. Als ik naast me kijk zie ik Marijcke lekker ontspannen om zich heen kijken. Het lijkt zelfs of ze van het ruggewervelbrekende tochtje geniet. Ergens in haar opvoeding moet het mis zijn gegaan. Normale mensen zoals ik staan doodsangsten uit op zo’n boottochtje uit de hel. Als je dat niet hebt ben je of suicidaal of je hebt nooit geleerd wat eng is en wanneer je levensgevaar bent. Marijcke gaat alleen gillen als ik op de tandem met losse handen probeer te fietsen: "WHAAA! Dennis niet doen! Dat is niet leuk!".

We brengen twee slome dagen door op het eiland. Meer dan lezen, zwemmen, eten en drinken valt er niet te doen. Vanuit onze boomhut luisteren we ’s avonds naar het geruis van de golven, het getik van de regen, de roep van de gekko en de snelle pootjes van ratten op het dak. De terugtocht naar het vaste land doen we met de langzame boot, het is een uur langer varen dan met de speedboot maar wel een veilig uur. We rijden gelijk door naar Kota Bharu, ons eindpunt aan de oostkust van Maleisië. Men spreekt hier bijna geen engels terwijl in de rest van Maleisië iedereen prima engels sprak, zelfs oudere mensen.

We fietsen makkelijk door Maleisië. Helaas is het land een beetje saai, het mist sfeer en een karakter. De natuur is niet erg spectaculair, de steden zijn allemaal inwisselbaar. Wat dat betreft missen we Zuid Amerika. Wel spectaculaire natuur en steden waar veel te zien is en als je genoeg hebt van het rondlopen kon je lekker op het Plaza de Armas zitten en om je heen kijken. In Maleisië is het ook te warm om ergens lekker buiten te gaan zitten. Wij staan om 6.00 uur op om samen met het licht te vertrekken. Het is dan zo’n 23 graden. Drie uur later als we ‘lunchen’ gaat de termometer richting de veertig. Meestal fietsen we nog een uurtje om in het hotel te douchen en een siesta te nemen om laat in de middag nog wat te bekijken en te eten. Maar mischien gaan we het land later nog waarderen als het een onderdeel is van het grote geheel, of de westkant moet erg mooi zijn.

14 november 2004, van Kota Bharu (Maleisië) naar Melaka (Maleisië), totaalstand = 14.709 km.


Met de bus reizen we van oost (Kota Bharu) naar west (Penang), van de moslims naar de Chinezen. Op Penang krijgen we bezoek van familie. Dit keer komt de nicht van Marijcke, Esther, ons opzoeken. Samen bekijken we in anderhalve week alle tempels die er op het eiland te vinden zijn. De namen ervan zijn vaak net zo kleurrijk als de tempel zelf. Zo is er o.a. de Goddess of Mercy tempel, Emperor of the ninth God tempel, Wat Chayamangkalarm, Snake tempel en de Kek Lok Si tempel.

Maar waarom Esther eigenlijk naar Maleisië is gekomen is omdat ze een wilde schildpad, haar favoriete dier, wil zien. En aangezien die beesten niet door de stad lopen moeten we de jungle in. We maken drie wandelingen. Eentje vanaf de Penang Hill naar beneden. Dat wil zeggen in vijf kilometer 750 meter afdalen. Hier houden we drie dagen spierpijn aan over en het enige wat we gezien hebben zijn een paar vervelende apen.

Op de noordpunt van het eiland staat een vuurtoren, dat is ook wel een wandeling waard om die te bekijken. Met een bus gaan we naar het beginpunt van de jungletrek. Eerst nog langs wat bewoning en vissersboten. Dan wordt het pad smaller en gaan we het bos in. Links van ons loopt de jungle steil omhoog en rechts zien we de zee. Zo lopen we een uurtje door. Het is een vrij makkelijk pad. Af en toe is het wat steil maar dan hangt er een touw om je aan vast te houden. Hoe stil we ook zijn we hebben nog geen schildpad gezien. Tot nu toe vangen we alleen maar spinnenwebben. Als we een hoekje om lopen zie ik een paar jonge aapjes. Ah, wat lief denk ik. Een halve seconde later komt er een wijd open gesperde bek met vlijmscherpe tanden op me af gesprongen. Uit die bek komt ook nog een harde kreet. Nu ga ik eraan denk ik en wat mijn vluchtinstinct doet is omdraaien en wegrennen. Ieder moment verwacht ik een bijt in mijn rug of dat scherpe nagels mijn kuit pakken om daar op te gaan kluiven. Als we ver genoeg zijn en er niets gebeurd is blijven we staan om uit te hijgen en mijn hartslag wat te laten kalmeren. Dat was even schrikken. We zijn wel eens op de Op Pad beurs naar een lezing geweest over wat te doen als je een beer op je pad tegenkomt. Als het een Grizzly had geweest wist ik dat je dood moet gaan liggen maar een lezing over close encounters met apen heb ik nooit gezien. Gelukkig was rennen een goede optie. Omdat die apen het pad blokkeren kunnen we niet verder naar de vuurtoren. We besluiten om bij de zee te gaan zitten om van de schrik te bekomen.

De laatste wandeling gaat langs het stuwmeer dat Penang van water voorziet. We zijn een beetje op onze hoede voor apen en als we rare kreten horen kijken we goed om ons heen. Maar het blijkt een vreemde man te zijn die af en toe moet gillen. We laten hem voorbij gaan zodat we rustig kunnen wandelen. En dan is het zover. Zo’n vijftig meter van de kant zit op een rots een beest. We gaan eens goed staren en ja wel hoor, het is een schildpad. Esther haalt rustig haar fototoestel tevoorschijn. Het volgende moment zullen we nooit vergeten. Een kreet van teleurstelling galmt over het water;
"OH NEEEeeeee.....schillie", roept Esther als de schildpad met een plons besluit te gaan zwemmen.
Helaas geen foto van schillie, maar we hebben hem wel gezien en daar ging het om. De rest van het rondje houden we de steen goed in de gaten maar de schildpad komt niet meer terug.

Anderhalve week vliegt voorbij maar aan alles komt een eind. We nemen afscheid van Esther en stappen op de fiets om de rest van de west kant van Maleisië te bekijken. Om het eiland Penang af te komen begaan we een grote overtreding. We kunnen kiezen tussen een pontje maar dan komen we aan de overkant in een wirwar van wegen terecht of we kunnen, met 13.5 km, een van de langste bruggen ter wereld over fietsen wat verboden is. Omdat we rebbelse, doorgewinterde fietsers zijn kiezen we voor het laatste. Het blijkt geen aanrader te zijn. De brug is vier banen breed, erg druk en er loopt een stoeprand waar we bijna tegenaan moeten rijden. Na drie kwartier in opperste concentratie sturen staan we veilig op het vaste land.

De eerste overnachtingsplek is Taiping, de enige grote stad in Maleisië met een Chinese naam. In Taiping zijn wat aardige bezienswaardigheden en een bizare. Het Perak museum laat wat zien over de verschillende culturen in Maleisië. En er is een afdeling met de flora en fauna van het land. Het is een klein maar interessant museum. Er staat ook een All Saint’s Church in de stad. De kerk stamt uit 1889 en is de oudste houten kerk van Maleisië. Hier schuin tegenover staat de gevangenis. Deze is voornamelijk bekent omdat hier de drugssmokkelaars opgehangen worden. Voor de deur staat zelfs een uitlegplaat van het Toeristen bureau.

"Convicts have been executed by hanging in the prison. It is hoped that this forbidding structure will teach people that crime does not pay".
Met deze barbaarse woorden in ons achterhoofd trappen we naar Kuala Kangsar. Slecht 37 km verderop maar ook hier moeten we een paar bijzondere gebouwen, de Ubudiah Moskee en het Di Raja museum, zien. Deze zijn erg mooi. Onze culturele honger wordt aardig gestild. We slapen op de eerste verdieping van een oud hotel. De kamers zitten aan een grote ruimte waarin een spiegel staat. Achter deze spiegel bevinden zich de toiletten. Ik stop gelijk met water drinken. Stel je voor dat je ’s nacht moet plassen en in het donker de gang op moet. Het kippenvel loopt nu al over mijn arm. De mevrouw van de receptie is een geval apart. Nadat we hebben ingecheckt moeten we vanavond bij haar thuis komen.
"You come to my house!", zegt ze bijna bevelend.
"Nou nee. We zijn moe en willen vroeg slapen", antwoordt Marijcke.
"Maar jullie moeten naar mijn huis komen. Ik heb een foto van jullie hangen. Uit 1991, toen waren jullie ook hier", zegt ze in moeilijk verstaanbaar Engels.
"Eh...dit is de eerste keer dat we in Maleisië zijn. Het is vast iemand anders die op de foto staat".
"Als jullie het niet zijn is het vast familie. Jullie moeten komen kijken", blijft ze volhouden.
"Mevrouw, we hebben ontzettend honger en gaan nu wat eten. Tot ziens".
We lopen maar weg anders komen we niet van haar af. Als we terug komen staat er gelukkig iemand anders achter de receptie.

Het wordt ondertussen tijd voor wat serieus klimwerk. De Cameron Highlands staan op het programma. Van nul naar 1440 m boven zeeniveau. De laatste paar dagen rijden we al wat meer in heuvelachtig gebied, maar nu gaan we de heuvels op. Wat volgt is een van de mooiste stukken die we in Maleisië gefietst hebben. De eerste tien kilometer gaan bijna niet omhoog. Dan beginnen we gestaag te klimmen. Als een slang slingeren we door de jungle omhoog. Langs watervallen en Orang Asli huizen. Af en toe is een gedeelte van de weg versperd omdat een stuk van de berg naar beneden is gekomen. Woudreuzen, die de aanleg van deze weg in 1930 hebben meegemaakt, kijken op ons neer. Nog hoger houden roofvogels alles in de gaten. De lucht wordt ijler en we zien de eerste sneeuwplekken...Oh nee. Dat is vast de warmte die in onze bol slaat. Na vijf uur lekker zweten zijn we in Tanah Rata waar we een hostel zoeken.

De volgende dag maken we een wandeling die verstoord wordt door een hevige regenbui. Het toch al steile pad verandert in een modderpoel. Ons aan struiken en boomwortels vasthoudend gaan we voorzichtig naar beneden. Kledder nat komen we in Brinchang aan waar we wat gaan eten en drinken. Het is ondertussen opgehouden met regenen en met de temperatuur die hier nog steeds hoger is dan in de gemiddelde Nederlandse zomer zijn de kleren zo droog.

Wat doe je als fietser zijnde als je weet dat de hoogste weg van Maleisië hier in de buurt is?. Eigenlijk heb je geen keus. Die weg moet bedwongen worden, zeker als je Marijcke en Dennis heet. Helaas hebben we nog een ander talent, het niet kunnen vinden van de weg. We hadden begrijpen dat we bij kilometerpaal 73 naar links de berg op moesten. Daar aangekomen, na een stuk afdalen, is er helemaal geen afslag. We rijden nog een stukje verder om te kijken af die misschien achter de volgende bocht zit. Er komt niets. Verdomme, dan maar terug omhoog. Bij het eerste stalletje dat we tegenkomen vragen we de weg. We moeten nog verder terug en dan naar rechts. Daar aangekomen staat er inderdaad een bord. Het staat alleen in de lengterichting van de weg en we hebben het nooit zien staan. We halen een paar keer diep adem en slaan de weg in.

Het eerste stukje rommelt nog wel. Beetje steil maar te doen. Twee afslagen verder begint het wel erg steil te worden. We rijden, en hijgen, tussen de theeplantages door. Het uitzicht is prachtig alleen waarom is die weg zo steil. We moeten stukken lopen. Onze hellingsmeter die tot 20 % gaat kan het niet meer aan, en wij ook niet. We willen toch graag naar boven. De stukjes die te fietsen zijn fietsen we ook. Als je het hele stuk gaat lopen had je net zo goed de fiets achter kunnen laten. Wij willen graag zeggen dat we de hoogste weg bereden hebben. Dat vraag ik me ook altijd af met bergbeklimmers. Op welke hoogte moeten je beginnen met klimmen om te zeggen dat je een berg beklommen hebt. Als het mogelijk zou zijn om met een helicopter tot 100 m onder de top van de Mount Everest te komen en je loopt het laatste stukje naar de top heb je de berg dan beklommen of niet?

Op twee stukken na die echt veels te steil zijn gaat het goed. Met aplaus van wat mensen die aan de kant van de weg staan komen we boven, 2032 m. Niet slecht na maanden niet te hebben geklommen. De uitkijktoren is nog hoger maar daar krijgen we de fiets niet op. We genieten van het uitzicht en van onze prestatie en gaan terug naar beneden. Ook nu lopen we stukken. Het gaat te gevaarlijk steil omlaag en de weg is mossig en vochtig.

Volgende halte is Kuala Lumpur. Het is ondertussen begin november. We fietsen de stad in. Dat gaat vrij soepel. Het is zo druk dat het meeste verkeer stil staat en wij er voorzichtig langs kunnen rijden. In Maleisië is men erg trots op hun hoofdstad. Super modern is daarbij het trefwoord. Chaos en luchtvervuiling zijn ze vergeten te vermelden. Wat de bussen hier uitbraken daar houdt de strafste kettingroker zijn adem voor in. Tijdens een van de nachten die we doorbrengen in KL, zo wordt de stad door luierikken ook wel genoemd, heb ik een vreemde droom. In Nederland is een crimineel op straat om het leven gebracht waarna iedereen die ooit een proces verbaal heeft gehad het land uit moet. Vervolgens wordt er een voetbalsupporter doodgehamerd waarna alle voetbal fans het land uit moeten. In het Amsterdamse nachtleven wordt iemand zonder reden doodgeschopt waarna alle discogangers het land uit moeten. Als ik hierna de tv aanzet kijk ik naar een Postbus 51 spotje:"De maatschappij, dat zijn zij", is de tekst. Michael Moore heeft een film gemaakt over de tolerantie van Nederland en het waarom de schuttingen bij ons toch zo hoog zijn. Ik word met een ontzettend depressief gevoel wakker dat maar aan blijft houden. (www.theovangogh.nl)

Hoogtepunt van Kuala Lumpur is letterlijk en figuurlijk de Petronas Tower, een kolos van 452 m hoogte. Jammer genoeg is het uitkijkpunt op slechts 170 m. Wat nog spijtiger is dat je er slechts 10 minuten mag blijven. Doe mij maar een uitkijkpunt en meestal ben ik uren zoet met wegdromen. Op onze laatste avond in KL gaan we nog een keertje naar de PT om hem nog verlicht te zien. Het ziet er heel bijzonder uit, net of het een projectie is. Een projectie van 1 miljard US$. Hoeveel zonnencellen zou je daar van kunnen kopen?

Via Seremban, de prostitutiehoofdstad van Maleisië, komen we op onze laatste fietsdag in Melaka terecht. Met heel veel moeite welliswaar. De weg is smal en vol met kuilen en natuurlijk druk. Gelukkig wijkt het verkeer redelijk uit en komen we zonder kleerscheuren in de stad aan. Daar stuiten we op een andere hindernis, de gehele stad is eenrichtingsverkeer en allemaal in de andere richting dan waar wij heen wilen. Om bij het hotel te komen dat we op het oog hebben moeten we waarschijnlijk eerst om de stad heen rijden en dan vanuit het zuiden nog een poging wagen om het centrum te berijken. Daar hebben we geen zin in en we lopen wel naar het hotel. We wringen ons tussen het verkeer door en komen zo toch nog bij het hotel.

De volgende dag lopen we de toeristenroute door de stad en wie komen we daar tegen?. De Spanjaard uit Singapore!. Wat is de wereld toch klein om elkaar na twee maanden gewoon op straat tegen te komen. Hij is niets veranderd, ratelt nog steeds aan een stuk door over alle landen waar hij is geweest, hoe duur het er was, welke films hij gezien heeft en nog gaat zien enz. enz. Alleen zijn schoenen zijn aangepast. Hij heeft last van zijn teennagels en daarom heeft hij maar zijn neuzen van zijn schoenen afgeknipt.
"Ach, in Spanje zou ik me wel raar voelen met deze schoenen. Maar hier kijkt niemand er van op", zegt hij.
Dit was ons fietsavontuur in Maleisië. De westkant is stukken interessanter dan de oostkant. Leukere steden waar meer te zien is, mooiere omgeving om door te fietsen. Nog steeds de rubberplantages en de palm olie bomen maar ook heuvels en kalkrotsen met daarin tempels. Mooiste stuk is toch wel de weg naar de Cameron Highlands, dan wel de oude weg vanaf Tapah. Er is ook een nieuwe weg vanaf Ipoh maar dat is een moderne snelweg en weinig aan om te fietsen.Volgende land wordt Thailand, waarvan we het zuiden met de bus doen omdat daar een leven niet zoveel waard is.

Filmpje over Maleisië