Mijn website

Home Verhalen Foto's Filmpjes Wereldreis Tips Paklijst Links



Na een problematische vlucht (een dag later dan de bedoeling was, het vliegtuig moest wegens een mankement terug naar Schiphol en we vlogen al boven Berlijn), toch aangekomen in Kathmandu. Hopelijk was de heenreis niet een voorteken van wat gaat komen. Ik zie al vrij veel moeilijkheden. Dit is onze eerste reis naar Azië. Waar ik me vooral druk om maak is het eten, de kwaliteit en de kwantiteit ervan. Ik ben niet zo heel erg dol op rijst en dan zit je in Azië niet goed. Ik vraag me af of er wel voldoende eten te verkrijgen is onderweg. Tijdens het fietsen lust je wel wat. Dat zijn problemen voor later, we moeten eerst een hotel vinden. Het is de bedoeling dat we naar Thamel gaan, de toeristenwijk van Kathmandu. Nu moeten we alleen de weg nog vinden. Van naambordjes hebben ze hier nog nooit gehoord, en de namen die op verkeersborden staan kunnen we niet vinden op de kaart. Als we stil gaan staan maken we wel gelijk kennis met de Nepalese nieuwsgierigheid. Binnen een paar tellen zijn we omsingeld door mensen. Niet dat ze ons gaan helpen, ze blijven ons aanstaren. Als we iets aan ze vragen doen ze gewoon of ze ons niet horen. Dit schiet niet erg op. Na een paar keer op goed geluk een brede weg te zijn ingeslagen, worden we aangesproken door iemand die engels spreekt. Hij weet de weg naar Thamel. Hij tekent de route in ons Nepalboekje, en zo komen we in de buurt. Bij de weg waar we Thamel in gaan worden we weer aangesproken, dit keer door iemand die wel een goedkoop hotel weet, het Mustang hotel. Het is 200 rps per nacht. Voor ons is dat bijna gratis, dus we volgen hem.(72 rps = 1$=fl 2.54) Achter een taxibrommer aan rijden we Thamel in. Door allemaal kleine en zeer drukke straatjes persen we de tandem richting hotel. Het blijkt een simpel maar schoon hotelletje (Mustang Guest House) te zijn midden in Thamel. Vermoeid vallen we op het bed.

Kathmandu


Wat ga je doen als je in Kathmandu bent? Tempels kijken natuurlijk. Daar zijn er genoeg van. In alle soorten en maten. We willen als eerste naar de Bodnath, want die staat op de meeste plaatjes. Daar moeten we geweest zijn. Er zijn genoeg mogelijkheden om er te komen. Met de bus, taxi en niet te vergeten de bromtaxi. Na even onderhandelen, onze eerste keer, nemen we een bromtaxi. Voor 80 rps brengt hij ons naar de Bodnath. Helaas weet de jongen niet zo goed de weg. Hij moet een paar keer vragen. Als we net een fijn klinkerweggetje hebben overleefd moet hij keren en terug over hetzelfde paadje. De vering van het autootje is net als de verkeersregels in Nepal, die zijn er niet. Als we eenmaal bij de tempel zijn voel ik mijn ingewanden nog klotsen. De tempel is zeer zeker de moeite waard. Weg van alle drukte straalt de tempel een enorme rust uit. Hier kan je even tot jezelf komen. Na een paar uur zijn we weer opgeladen om terug naar Thamel te gaan. We laten ons afzetten bij Durban Square. Hier staan de meeste tempels dicht bij elkaar. Op één van de tempels gaan we zitten om het dagelijks tafereel op het plein te bekijken. Alle toeristen worden bestormd door verkopers. De meest lelijke dingen krijg je aangeboden, maar het populairst zijn toch wel de tijgerbalsem en het Zwitserse zakmes. Er lopen ook een paar nep Holy Men rond, die van ons de namen Peppie en Kokkie krijgen. Zodra ze toeristen zien maken ze met hun wijsvinger een gebaar van "foto maken", en als ze op de foto staan willen ze natuurlijk geld. Daar draait alles om in Kathmandu, geld. Iedereen wil het, de toeristen hebben het, dus iedereen probeert op de een of andere manier geld aan toeristen te verdienen. Je kan dan ook geen stap doen of er komt wel een gids, een schoenpoetser of een verkoper op je af. In het begin is dat vervelend maar je went er snel aan.


Tijdens onze zit op Durban Square word ik aangesproken door een jongen van een jaar of 18, een schoenpoetser. "Brother, you have problem" zegt hij terwijl hij deskundig mijn bergschoenen bekijkt. Er zit inderdaad een stukje van de zool los. Voor mij is dat geen probleem. "Big problem" is het volgens de jongen. "Binnen korte tijd laat de hele zool los", zegt hij, "en de trek die we gaan maken gaat dan niet door". Zal wel meevallen zeg ik. Maar hij laat zich niet makkelijk afschepen. Er volgt nog een korte discussie van "big problem" van zijn kant tot "no problem" van mijn kant, tot hij de moed opgeeft en andere toeristen lastig gaat vallen.


De volgende dag verlaten we Kathmandu. Ons hotel ligt dicht bij de ringweg, we fietsen gemakkelijk de stad uit. Het is even wennen om links te rijden. Het gebruik van het spiegeltje is lastig. Op kruisingen is het crisis. Eerst bedenken waar het verkeer vandaan komt en dan goed kijken.

Voorbij Kathmandu gaat de weg steil naar beneden. Een kilometer of 10 slingert de weg de vallei uit naar de volgende vallei. De weg is erg smal met aan de zijkanten een soort schampblokjes. Waar we in Nederland rustig achter elkaar zouden blijven rijden, is men hier van mening dat je gewoon in kan halen. Het komt regelmatig voor dat we een bocht om fietsen en dat er twee bussen op ons af komen. De meeste keren gaat dat goed op één keer na. Ik wijk zoveel mogelijk uit naar links om niet geraakt te worden. Met de fiets gaat dat goed, alleen met het karretje niet. Het linkerwieltje raakt een schampblokje en slaat om, naar rechts. De verbindingsstang slaat tegen het achterwiel met als resultaat een dubbelgevouwen spatbord en een flinke slag in het achterwiel. Ik had mezelf voorgenomen om rustig te blijven deze vakantie, maar op dit soort situaties ben ik niet dol. Ik ben namelijk niet al te handig. Het plakken van een band gaat wel, maar het vervangen van remblokjes duurt al een uur. Alle spullen van de fiets, fiets op zijn kop en even overleggen met Marijcke aan welke spaken ik moet draaien om de velg weer recht te krijgen. Aan de kant van de slinger de spaken losdraaien en aan de andere kant vast draaien. Maar welke kant op is los. Na alle combinaties te hebben geprobeerd komt er schot in de zaak. De slinger wordt kleiner. Nog wat draaien en we kunnen weer verder, een half uur later en wat reparatie-ervaring rijker.

Na 29 km, bij Naubise, gaat de weg linksaf de berg op. Tijdens het klimmen krijgen we voor het eerst te maken met het fenomeen kinderen. Overal waar je fietst zijn mensen en dus ook kinderen. Volwassen mensen groeten je vriendelijk of lachen je uit. Wijzend naar de tandem barsten ze bijna in tranen uit van het lachen. Zoiets geks hebben ze nog nooit gezien. De kinderen vinden het prachtig en willen het zo lang mogelijk bestuderen, met als gevolg een flinke horde kinderen rennend achter de fiets. Omdat we aan het klimmen zijn kunnen ze ons perfect bijhouden. Sommigen blijven een paar kilometer achter ons aan hollen. Dan hebben ze er genoeg van en wandelen ze weer terug.

Het begint al wat later te worden en we hebben nog geen geschikt plekje voor de tent kunnen ontdekken. Aan de ene kant van de weg is een steile berg en aan de andere kant loopt de afgrond. Op de weg kamperen is ook geen optie omdat er weleens een vrachtwagen voorbij komt. Gelukkig komen we bij een vlak stukje grasveld. Het enige nadeel is dat er ook een winkeltje bij het grasveldje staat. Achter het winkeltje staan een paar boerderijtjes. Op het grasveldje staan grote zakken met oogst van die boerderijtjes. We vragen aan de meneer van het winkeltje of we de tent neer kunnen zetten. Een knikje van zijn hoofd beschouwen wij als een ja teken. Ondertussen komen er steeds meer mensen naar ons kijken. Ik word daar een klein beetje nerveus van. Ik had ook veel meer rust verwacht in Nepal, maar dat valt een beetje tegen. Overal zijn mensen. Stiekem plassen is er niet bij, er loopt altijd wel iemand rond. Tijdens het eten koken worden we door 15 Nepalezen aangegaapt. Ze willen niet praten, ze kijken alleen maar. Dat vinden ze voldoende. Als het eten op is besluiten we in de tent te gaan liggen. Het is toch al donker, en misschien gaan de mensen dan weg. Het is heel vreemd om in je tentje te liggen met een groep mensen om je heen die nu wel gaan praten. Je weet niet waar ze het over hebben. Je gaat dan de meest bizarre dingen denken. Na verloop van tijd gaat iedereen weg. Tot er een vrachtauto bijna onze tent in komt rijden. Grote koplampen schijnen dwars door de tent en er klinken harde stemmen. NAMASTEE. Er stappen mannen uit die allemaal even aan de tent willen zitten. Het blijkt dat men de oogst, de grote zakken waar onze tent tussen staat, op komt halen. Niets aan de hand dus. Wij staan alleen strak van de adrenaline en hebben een hartslag van 140. De rest van de nacht doen we bijna geen oog dicht.

De volgende morgen fietsen we verder richting de Simbhanjyang pas. Volgens de kaart is die 2840 m hoog. We zitten nu op ongeveer 1700 m. Dat wordt dus nog een flink stukje klimmen. We moeten voor een ontbijt zorgen. Na twee uur fietsen gaan we het proberen. We komen langs een paar huisjes en een van de huisjes lijkt een winkeltje. Er staan allemaal spulletjes opgestapeld. Fiets parkeren en naar het huisje toe. Met handen en voeten proberen we duidelijk te maken dat we iets willen eten. Het lukt vrij makkelijk. We krijgen koekjes en melkthee. We krijgen zelfs in het engels te horen hoe duur het is. 50 rps. Daar krijg je het in Nederland niet meer voor. Met een redelijk gevulde maag gaan we verder omhoog. Na een tijdje staat er een bord langs de weg met de mededeling dat we op de pas staan. Iets hoger dan 2400 m. Dat is een flinke meevaller.

Wat niet meevalt is de weg naar beneden. Voornamelijk de kwaliteit van de weg. Er heeft hier ooit asfalt gelegen, maar dat is heel lang geleden al vergaan. Wat er nu nog ligt zijn veel lossen stenen met nog meer gaten ertussen. De snelheid van het afdalen is nog lager dan tijdens het stijgen, en we zijn niet al te beste klimmers. Het uitzicht is wel ontzettend mooi. Een soort tropisch regenwoud met de weg daar doorheen slingerend. Het gaat eindeloos naar beneden. De remmen maken overuren en ik krijg kramp in mijn handen van het continue inknijpen van de remgrepen. Ergens halverwege de afdaling komt er een fietser omhoog gekropen. Het is een Japanner die al 8 maanden onderweg is. Hij is al 40 kilometer over deze weg omhoog gereden. Wij vinden dat een flinke prestatie. We wensen hem veel geluk en gaan weer verder. Tegen de avond komen we aan in Hetauda, waar we een hotel opzoeken. Enkele hotels zijn spontaan vol als we aankloppen, maar in het Lido is er nog plek voor ons. We nemen een luxe kamer met t.v. voor 350 rps.

Chitwan


De weg naar het Chitwan National Park is van goed asfalt en lekker vlak. Doordat het zo vlak is fietst bijna iedereen hier. Dat is natuurlijk hartstikke goed, ware het niet dat de meeste Nepalese een grote competitiedrang hebben. Wij zitten met z'n tweeën op een fiets en zien er vrij snel uit, fietsbroek aan, zonnebril op, als we dus iemand inhalen schrikt diegene en je hoort hem denken:"dat laat ik niet op me zitten". Zodra we hem voorbij zijn gaat hij vaart maken om ons weer in te halen met een gezicht van 'ik ga toch veel harder en het kost me geen enkele moeite'. Dan houdt hij even in, zodat wij er weer voorbij moeten. Dan begint het spelletje weer opnieuw. Zo gaat dat tijden door tot ze een afslag nemen naar hun dorpje.

Ook gaan sommige auto's naast ons rijden om alle inzittenden goed te laten zien wat voor raar voertuig we hebben.

Het pauzeren om iets te eten is ook bijzondere bezigheid. Terwijl je aan het stoppen bent stromen er al mensen toe. We staan dan ook bij een bushalte. Terwijl ik wat eten en drinken bij elkaar sprokkel in verschillende winkels, worden Marijcke en de fiets uitgebreid bestudeerd. Er komt een vrouwtje op Marijcke af met een rode staart (Nepalese zon) die ze bij Marijcke in d'r haar wilt vlechten. Kost een paar roepies en moet geluk brengen, dus doe maar. Past ze zich ook gelijk een beetje aan bij de lokale bevolking. Alleen nu komen er nog meer vrouwtjes met allemaal kettingen en armbandjes. Om niet de gehele plaatselijke detailhandel op ons nek te krijgen bedanken we vriendelijk. Er staan ondertussen zo'n vijftig mensen om ons heen te staren, en om de feestvreugde een beetje groter te maken haalt Marijcke de kaart van Nepal te voorschijn. Nu is het helemaal dringen geblazen. Iedereen wil even kijken hoe hun land er precies uitziet. Alle bekende plaatsen worden opgenoemd. Die hebben ze waarschijnlijk op school geleerd. Als toetje drukken we nog even op onze kilometerteller, en fietsen we verder veel verbaasde gezichten achter ons latend. We hebben deze mensen even een onvergetelijke middag bezorgd, en zij ons ook natuurlijk.

Het fietsen op deze weg gaat prima. Het is niet bijzonder gevaarlijk. De meeste auto's en vrachtauto's kunnen gewoon niet hard rijden. Alleen de bussen gaan als een kamikaze tekeer. Die halen op de meest drukke plekken in. Vol gas halen ze een auto in en vlak voordat ze een tegenligger raken sturen ze terug naar links. Dat scheelt soms millimeters. Iedere keer denken we weer dat het fout gaat.

Bij Sauraha is het toeristencentrum van het Chitwan park. Het is zelfs mogelijk om een patatje oorlog te bestellen of hutspot. Lang leve de toeristen. We gaan op jungletocht. Dat betekent om 7.00 uur klaar staan om het park in te gaan. We moeten eerst de Rapti rivier oversteken. Dit is tevens de grens van het park. Het oversteken gebeurt in een uitgeholde boomstam. Hij is erg stabiel want er gaan zelfs mensen met hun fiets in staan. Ik ga gewoon zitten en probeer me zo weinig mogelijk te bewegen. Aan de overkant krijgen we uitleg van de twee gidsen wat we moeten doen als we wilde beesten zien. Als er een neushoorn op ons afkomt moeten we gaan zigzaggen. Bij een beer moeten we bij elkaar gaan staan en veel herrie maken. Als we een tijger zien moeten we gaan bidden. Dan gaan we op pad. We kruipen hele stukken door het bos op zoek naar waterdrinkplaatsen van de neushoorn. We doen er zo'n drie uur over, maar het enige dat we te zien krijgen zijn bloedzuigers. De neushoorns laten zich niet bespieden.

's Middags doen we een olifantentochtje. Met z'n vieren zitten we in een mandje gepropt bovenop een olifant. Die schommelt lekker heen en weer. We krijgen nu wel een neushoorn te zien. Achteraf gezien hadden we het olifantenritje beter niet kunnen doen want er wordt niet zachtzinnig met zo'n beest omgegaan.

De zon schijnt als we de volgende ochtend vertrekken. Bij Baratpur komt er een jongen naast ons rijden om een praatje te maken. Hij spreekt goed engels, maar wat hij zegt is alleen opscheppen over wat hij heeft. Hij zegt dat we een mooie fiets hebben om vervolgens te melden dat hij net een nieuwe fiets heeft. En hij vraagt hoe laat het is, terwijl wij duidelijk geen horloge om hebben en hij wel. Hij heeft dus ook een nieuw horloge. Hij vraagt of we zijn huis willen bekijken. Dat doen we dus niet. Daar zal hij ook wel veel nieuwe spullen hebben. We zijn blij als we van hem af zijn. Door een drukke stad fietsen met iemand naast je is geen pretje. De weg is al smal, en als er dan ook nog iemand als een bromvlieg om je heen gaat zwermen wordt je daar knap nerveus van.

Laat in de middag moeten we een flink stuk klimmen. We moeten de Someswhar Range over. De weg gaat in 7 kilometer 350 meter omhoog, maar het is goed te doen. We zien hier de eerste landslides. Grote stukken berg die van de wand zijn afgebroken en naar beneden, over de weg, zijn gegleden. Gelukkig is het grootste gedeelte al opgeruimd, maar de weg wordt er niet beter door.

We brengen de nacht door bij een Indisch gezin dat een hotel heeft. Ze hebben ook nog een hulpje in dienst. Hij is geestelijk niet helemaal in orde. Als wij 's avonds in bed gaan liggen gaat hij door het raampje boven de deur naar ons gluren. Ik pak de zaklamp en schijn hem in zijn gezicht waarop hij verdwijnt. We kunnen weer slapen. Tot ik weer opnieuw zijn ogen zie. Ik trek mijn broek aan en ga de gang op. De jongen is niet meer te zien. Ik loop een paar gangen door tot ik zijn schaduw zie op de bovenste verdieping. Ik vraag in het engels waarom hij aan het gluren is en dat hij dat niet meer moet doen. Het enige geluid dat er terug komt is een soort gemompel. Ik laat het er maar bij en ga weer naar bed. De volgende ochtend bij het ontbijt durft de jongen ons niet meer aan te kijken.

Nadat de hele familie heeft gebeden vertrekken we richting Butwal. Hier gaan we weer de bergen in. Tot aan Tansen gaat het goed. De weg is van goede kwaliteit, de omgeving is geweldig mooi. De weg loopt spectaculair langs een rivier. Er zijn wel steeds meer slechte stukken door de landslides, maar er valt goed te fietsen. Later hoorden we, van een Nederlands meisje dat in Nepal werkt, dat er in Tansen een bomaanslag was geweest van de Maoïsten. Een paar dagen voordat wij er langs kwamen. Dat verklaarde gelijk de gewapende militairen die er rond liepen.

We overnachten in een raar hotel. Er staat wel een bordje hotel voor de deur, alleen rekenen ze niet op mensen die er ook echt willen slapen. Ze wilden ons eerst op een kamertje met een bank hebben. Dat slaapt niet zo lekker, dus het volgende kamertje maar. Daar moesten eerst de zakken met aardappelen uit gehaald worden. Aan het stof te zien wordt dit hotelkamertje als opslagruimte gebruikt. We krijgen 's avonds wel goed te eten. Dahl bat natuurlijk.

Bij het afrekenen de volgende morgen blijkt dat men hier nog niet op de hoogte is van toeristenprijzen. We betalen 200 rps voor het slapen en de maaltijd incl. 2 cola. Later in de vakantie zouden we voor één Mars al 80 rps betalen (maar dat was dan ook op 4300 m. hoogte).

Tot aan Pokhara is het nog 120 kilometer. Dit splitsen we in tweeën zodat we 60 kilometer op één dag moeten rijden. Dat zou moeten lukken natuurlijk. Kunnen we rustig aan doen en van de omgeving genieten. Daar komt helaas weinig van terecht. Het rustig aan doen des te meer. De weg is zo geweldig slecht dat we niet harder kunnen rijden dan 8 à 9 km/u. Ik moet vreselijk opletten om niet in alle kuilen te rijden en schade op te lopen. Tussen alle kuilen door liggen grote stenen waar ik ook niet tegenaan wil rijden. Al met al vergt dit een grote concentratie en is het een aanslag op mijn geduld. Het begin van de ochtend gaat dan ook gepaard met een paar stevige vloeken. Dit hadden we niet verwacht. Nu kan ik niet lekker om me heen kijken. Later leg ik me er bij neer. Ontspannen slinger ik ons over de weg en als we iets moois zien stoppen we gewoon.

De kinderen, die we in dit gebied tegenkomen, zijn een stuk vervelender dan de vorige kinderen. Hier gillen ze op gebiedende toon. 'Give pen, give chocolate, give one roepie en give money' zijn veel gehoorde eisen. Hier doen wij natuurlijk niet aan mee. 'Give me money' roepen we terug. Of 'give me chocolate' want wij lusten ook wel wat. Dat snappen ze niet. Een paar kinderen zijn zo brutaal om op het karretje te gaan zitten. Niet dat ze zwaar zijn maar voordat ze er allemaal opspringen jagen we ze er vanaf. Bij de meesten is een boze blik en een gil genoeg. Alleen bij een klein dikkertje moest ik afstappen voordat hij wegging. Hij wist ook gelijk niet hoe hard hij weg moest lopen. Op 60 kilometer voor Pokhara gaan we overnachten. Weer spotgoedkoop. Deze keer 250 rps voor de nacht en maaltijd. Zo komen we nooit van ons geld af.

De rest van de route is de weg wel weer goed te doen. Heel vreemd. Precies één etappe is het wegdek zeer slecht. Het lijkt wel een soort test voor ons.


Pokhara


Als we Pokhara binnenrijden kunnen we tijdens het fietsen afdingen op hotels. Er komen gewoon mensen naast ons hollen om ons een kamer aan te bieden. Zo kiezen we de goedkoopste die ook nog een douche heeft. Vlak voor de ingang van het hotel komt de concurrent met een nog scherper bod, maar daar gaan we niet op in. Het is al gênant genoeg. Pokhara heeft net als Kathmandu een toeristenwijk. Of eigenlijk meer een straat aan het meer. Ontzettend veel restaurants en trekking buro's. Hier kunnen we even 'bijkomen' dachten we in het begin. Al snel begint er een hoop te irriteren. De westerse mentaliteit blijft bij de meeste mensen nog hangen.

De volgende dag willen we zo vroeg mogelijk naar Sarangkot; het uitkijkpunt om het Annapurna gebergte te kunnen bekijken. Het is zo'n 6 à 7 km lopen en daar doe je al gauw anderhalf uur over. Willen we de bergen nog kunnen zien dan moeten we wel heel vroeg op. Het wordt dus een taxi. Helaas blijkt dat de taxi's prijsafspraken hebben. Er valt niet af te dingen en de volgende taxi vraagt precies het zelfde bedrag. Met als gevolg een veel te duur ritje de berg op. Boven aangekomen blijken er al vrij veel wolken te zijn. Af en toe zien we een puntje van een berg. Alle moeite voor niets. Terug gaan we wel lopen, kunnen onze spieren alvast een beetje wennen voor de latere tocht. Terug in Pokhara worden we al snel aangesproken door een net uitziende jongen. Hij begint vrolijk tegen ons te kletsen. Vraagt vriendelijk waar we vandaan komen en waar we naar toe gaan. Als we vertellen dat we een tempel gaan bezoeken blijkt dat hij opeens een deskundige is op het gebied van deze tempel. Wat een toeval. Hij wijst ons vriendelijk de weg en dan begint het spel. Hij wil onze gids wel zijn en dan regelt hij ook een taxi voor de terugweg naar het centrum. Een gids hebben we in onze tas en naar het centrum willen we weer lopen. Zo zie je nog eens iets van een stad, en we houden er niet van als ons dingen worden opgedrongen. We weigeren. Krijgen we gelijk een zielig verhaal dat hij student is en dat het allemaal veel geld kost, dat hij niet heeft. Het komt niet echt geloofwaardig over, dus we lopen verder. Dan begint zijn prijs al te zakken en op het laatst wil hij alleen de taxi nog wel regelen. Alsof we dat niet zelf kunnen. Zijn laatste bod is alleen 10 rps om gewoon weg te gaan. Daar gaan we helemaal niet op in.

Bij de tempel is het zeer levendig. Er staan rijen met mensen die hun offeringen in de tempeltjes willen leggen. Een paar mensen proberen alles in goede banen te leiden, wat soms de mist in gaat, met drukke woordenwisselingen als gevolg. Overal wordt wierook aangestoken zodat het geheel een mysterieus aanzicht krijgt. Er lopen nog wat mensen rond met een haan onder hun arm. Als we even later op een pleintje achter ons kijken blijkt wat ze er mee doen moeten. Daar wordt door een heilige man in een ruk het hoofd van het lijf gescheiden waarna het lijf weer op straat wordt gegooid. Het is waar dat het lijf nog even door blijft lopen. Een heel raar gezicht, een lopend bloedfonteintje. Deze offeringen gebeuren ter ere van Dasain, het belangrijkste festival van het jaar voor de Hindoes. Met het bloed van de geslachte dieren zegenen ze belangrijke voorwerpen zoals het huis en de auto. De dieren worden aangeboden aan Lord Rama, een reïncarnatie van de god Vishnu.

Het is nu 4 oktober. Vandaag is het de bedoeling dat we onderweg mijn ouders gaan ontmoeten. Zij zijn in Nepal om te gaan wandelen in Dolpo. We hebben thuis onze reisschema's naast elkaar gelegd en op deze dag moeten onze routes elkaar kruizen. Je weet natuurlijk niet wat er allemaal fout kan gaan. Ons vliegtuig had al een dag vertraging. Dit hebben met het fietsen weer ingehaald, maar misschien is hun schema ook wel veranderd. Onze blikken zijn de hele dag op bussen gericht. Zo rond twaalf uur zien we de eerste bleke gezichten in en op de bus.

We kijken goed naar binnen maar zien niets herkenbaars. Zo rijden we een paar uur verder tot we de moed bijna opgeven. Dan klinkt er opeens een luid gegil uit een bus, waarna de chauffeur van de bus hard op zijn rem trapt. En ja hoor daar zijn ze. Wel heel apart. Je ouders ontmoeten aan de andere kant van de wereld. In vijf minuten vertellen we dat alles goed gaat en nemen we weer afscheid. Ze kunnen weer rustig slapen. We brengen de nacht door in Mugling, op 93 km afstand van Pokhara.

Het is de bedoeling dat we het laatste stuk ook weer in tweeën doen. Na 60 kilometer gaan we uitkijken naar een hotel, zodat we morgen de hele dag de tijd hebben om het laatste stuk naar Kathmandu, met de vervelende klim, af te leggen. Dat zal je altijd zien, de hele dag zie je de meest geweldige hotels en als het zover is dat wij er een nodig hebben zijn ze er niet meer. We rijden door tot aan Naubise, maar zelfs daar is niets. In een wanhoopspoging gaat Marijcke bij het politiebureau vragen of we daar de tent mogen neerzetten. Dat lezen we wel eens in boekjes van andere fietsers, maar ook dit mocht ons niet lukken.

We besluiten om gewoon maar door te rijden en te zien wat er gebeurt. Als er een busje met opslaande achterdeuren voorbij rijdt komen we op een idee. Onze fiets had makkelijk in dat busje gekund. We richten onze blik nu op de busjes in plaats van op het fietsen. De eerstvolgende houden we aan. Hij heeft helaas geen openslaande deuren, maar voor een Nepalees is dat geen probleem. De tandem gaat gewoon het dak op. Zo komen we na een zeer spannend ritje, het busje gaat voor onoverzichtelijke bochten inhalen, toch aan in Kathmandu. We zoeken hetzelfde hotel op waar gelukkig nog een kamer vrij is. De volgende twee dagen brengen we door in Kathmandu. We bezoeken de Swayambhunath tempel (de apentempel) en de Pashupatinath tempel. De laatste is alleen toegankelijk voor Hindoe's. Bij de Pashupatinath zijn we getuige van enkele crematies.




We komen ook een bekende tegen op het Durban Square. De schoenpoetser. Hij herkent ons en hij ziet gelijk het "big problem". Voor mij is het probleem nog niet big genoeg maar ik vind het toch wel leuk dat hij ons herkent dus ik laat hem voor een paar roepies mijn schoenen poetsen. Nu heeft hij een big problem want ik moet mijn schoenen uit doen. Mijn sokken zijn niet meer al te schoon. Of zijn ruikvermogen heeft het gelijk begeven of hij laat het niet merken, maar erg fris ruikt het niet.


Wandelen naar Gosainkund


Deze vakantie bestaat niet alleen uit fietsen. Voor het eerst gaan we ook wandelen. Zo willen we een stuk van Nepal zien wat niet lukt vanaf de fiets. Omdat er zo weinig wegen zijn moet dat wel lopend. Het is de bedoeling dat we fietsend naar Dunche gaan. Dat ligt 130 km ten noorden van Kathmandu. Vandaaruit lopen we in twee dagen naar de heilige meren van Gosainkund. We moeten eerst fietsen, en weer berg op. Om de vallei van Kathmandu uit te komen moeten we een berg op. 29 km lang stijgen we naar bijna 1900 m. Kathmandu ligt op 1300 meter. In de ochtendmist vertrekken we uit Kathmandu. We worden opgehouden door de koning die uit het koninklijke bos naar Kathmandu rijdt. Als iedereen voorbij is kunnen we door. De route is ontzettend mooi. De weg kruipt langs de berg omhoog. Eerst hebben we aan de linkerkant uitzicht op de vallei en als we de berg over zijn aan de rechterkant. Het is net alsof je langs een dia fietst. Bij Kakani, het hoogste punt, gaan we wat eten. We zitten in een gezellig theehuisje. De kippen lopen vrolijk rond en de hond krabt wat aan zijn schurftplekken. Een jong meisje, Kumari Lama, is ringen aan het frituren. Ze doet wat deeg in een soort trechter waarbij ze de opening aan de onderkant dichthoudt met haar vinger. Boven het vet haalt ze d'r vinger weg en maakt ze van het deeg een ring. De ringen smaken erg goed, een beetje naar oliebollen. Ze zijn redelijk vet en dat kunnen we wel gebruiken. Als toetje nemen we dus een paar verse ringen. Ondertussen probeert het meisje een beetje met ons te praten. Ze is alleen erg verlegen. Ze overlegt eerst met de buurjongen wat ze gaat vragen en dan komt het er in redelijk engels uit. Vooral jonge mensen leren hier engels. Ze durven het alleen niet te spreken.

Na de bekende vragen, waar kom je vandaan, waar ga je naar toe, nodigt ze ons uit om te blijven eten en te slapen. Dat zou betekenen dat we de volgende dag 100 km moeten fietsen, eerst 50 km naar beneden tot 500 m en dan weer 50 km omhoog tot 2000 m. En dat gaan we niet redden. We besluiten om het aanbod af te slaan en nemen afscheid. We beloven wel om op de terugweg weer langs te komen.

Na een afdaling van 40 kilometer volgt nog een gemeen stukje klimmen. Uit het rivierdal moeten we een plateau op, en dat gaat in één keer recht omhoog. Binnen enkele seconden slaat de verzuring toe. Even afstappen om bij te komen en dan weer verder. We zitten ondertussen op iets meer dan 500 meter en het is erg warm. Meer dan 30 graden. Een paar kilometer voor Trisuli Bazaar nemen we een hotel. Erg aardige mensen en 's avonds komen ze wegens gebrek aan een eetkamer de Dahl Bat op onze kamer brengen.

Het is nog schemerig als we de volgende dag vertrekken. Het is de bedoeling dat we vandaag naar Dunche gaan. Dat is nog 50 kilometer en 1500 meter omhoog. Bij Trisuli Bazaar nemen we een ontbijtje. Hier gaat de weg rechts de berg op. Nadat we alle koekjes hebben opgegeten en er geestelijk klaar voor zijn gaan we fietsen. Na een kilometer houdt het asfalt op. Wat er overblijft zijn stenen met de maat van een voetbal en veel los zand. Met andere woorden geen ideaal fietspad, en zeker niet als je weet dat je hier later ook over terug moet. Even een paar keer vloeken en bedenken wat we nu gaan doen. We willen wel naar Dunche om te wandelen. Het enige wat er op zit is de bus nemen. We rijden terug naar ons hotel om te vragen of we daar de fiets en de spullen mogen stallen. Dat is geen probleem. De fietskar gaat onder de trap en de tandem achter het hotel in een soort tuin. De maat van de rugzak valt een beetje tegen, een paar kledingstukken, één slaapzak, de toilettas en de EHBO kit passen er net in. Nu nog wachten tot de bus komt. Dat is een groot probleem. Er komen wel bussen voorbij maar die zitten propvol. Het festival is afgelopen en iedereen die een familiebezoek heeft gebracht in Kathmandu gaat weer naar huis. De baas van het hotel overlegt met een vrachtwagen chauffeur. Voor $100 wil deze ons wel naar boven rijden. $100!!!! Is hij gek geworden?. Dat is ruim 7000 roepies, terwijl het ritje misschien 100 rps pp kost. Die denkt er even een flink slaatje uit te slaan. Zonder boos te worden bedanken we. We wachten nog wel even. Na anderhalf uur stopt er een bus waar we, als we onze adem inhouden, nog net bijpassen. Bij Trisuli Bazaar stopt de bus voor de lunchpauze. Hier gaan we uit de bus om op het dak te gaan zitten. Dat blijkt niet veel beter te zijn dan in de bus. Er zit zo'n 40 man op de bus. Het stof en de boomtakken zitten bij de prijs inbegrepen. Je moet je goed vasthouden want de bus klotst net zo hard als een bootje in een storm. Af en toe kijk je recht de afgrond in. Van vering hebben ze hier nog nooit gehoord. Iedere steen voel je, al je ingewanden worden door elkaar geschut. Tot overmaat van ramp gaat het ook nog regenen. Gelukkig zit er een groot zeil op de bus dat snel over ons heen wordt getrokken. De weg in nu wel spekglad geworden en ik verwacht ieder moment in de diepte te vallen. Zo gaat dat nog een uurtje door tot er een paar bussen voor ons, een bus vast komt te zitten. Een steil stukje weg komt hij niet op. Men probeert de bus te duwen, en dan steeds een paar stenen achter zijn wielen te leggen. De bus glijdt steeds weer terug. Dit kan nog uren duren. We pakken onze rugzak en lopen het laatste stuk wel. Een Duitser die met ons meeloopt, heeft gevraagd hoe ver het nog is. Een half uurtje volgens een gids. Dat zou een Nepalees half uurtje blijken. Drie uur later en in het donker komen we in Dunche aan. Het eerste de beste hotel gaan we in, storten onze spullen in een kamer en gaan aan tafel. We lusten ondertussen de hele menukaart.

's Ochtends zijn we een beetje nerveus of we de weg wel kunnen vinden. In Kathmandu zat iedereen te zeuren dat we een gids nodig hebben, maar daar hebben wij geen zin in. We hebben een goede route beschrijving en een redelijke kaart. Het kan bijna niet fout gaan. Dat klopt ook. Op het eind van het dorp rechtsaf naar een bronwaterfabriek en dan gewoon rechtdoor blijven lopen. Als we een rivier oversteken begint de pret. Het gaat steil omhoog. Dit is geen wandelen meer, dit is trap lopen. Zo gaat dat 5 uur door tot we op 3300 m zijn in het dorpje Sing Gompa. Het is eigenlijk geen dorpje, er zijn alleen 6 lodges. Wij kiezen voor de eerste. Blijkt een goede keuze, want de kok kan heerlijk koken. De drie zoontjes van de baas houden ons leuk bezig. 's Avonds gaan ze de kachel aansteken. Eerst wat blokjes hout erin dan een kannetje benzine erover, dan met zijn drieën boven de kachel hangen en er een lucifer in gooien, met als gevolg wat verschroeide haren. Vader zit erbij en kijkt erna of het de gewoonste zaak van de wereld is.

's Nachts daalt de temperatuur tot onder het vriespunt. Als we de volgende ochtend vroeg opstaan is het gras nog bevroren. Zodra het zonnetje komt is het weer lekker. We blijven de hele dag een beetje rond het hotel hangen om te acclimatiseren. We hebben al een klein beetje hoofdpijn en Marijcke voelt zich niet lekker. Nu we zoveel weten over hoogteziekte gaan we op alle pijntjes letten, en daar word je ook niet lekker van. Later op de dag komt er nog een groep Amerikanen in het hotel. Zij hebben de gehele dag over het wel genoeg drinken en over het slikken van alle pilletjes. Om de 5 seconden vragen ze aan elkaar hoe ze zich voelen. Je kan het natuurlijk ook overdrijven.


Ondertussen heeft de schoenpoetser uit Kathmandu gelijk gekregen. Van beide schoenen laat de zool los. Als ik ga lopen moet ik erg oppassen dat de zool niet dubbel klapt en nog meer los laat. Onze plakspullen hebben we achtergelaten dus lijmen gaat niet. Gewoon voorzichtig blijven lopen.


Na een dagje acclimatiseren gaan we verder omhoog naar Gosainkund. Na een uur lopen komen we bij een lodge waar we iets gaan drinken. We vragen om een grote kop thee. En die krijgen we ook. Een thermoskan van twee liter krijgen we voor onze kiezen. Hier zijn we wel even mee bezig om dit weg te werken. Tien kopjes verder kunnen we geen thee meer zien en klotsen we de berg op. Het lopen op deze hoogte gaat vrij moeizaam. Stapje voor stapje en vooral niet te snel anders ben je na een paar stappen buiten adem. Gewoon rustig blijven doorlopen dan kom je er vanzelf. Na een paar uur komen de meren in zicht. Eerst het laagste meer en verderop de andere twee. In Gosainkund kiezen we voor het Lake Side View hotel omdat dat aan het meer ligt en we dan de volgende dag, nadat we de pas hebben beklommen, de hele tijd naar het meer kunnen staren.

Helaas dachten de Amerikanen dat ook zodat we nog een dag naar hun gezwets moeten luisteren. Meer dan een rondje om het meer lopen valt hier niet te doen.

Laat in de middag wordt het erg koud zodat we met zijn allen binnen om de kachel gaan zitten. Er komt ook een groep dragers binnen. Na het eten maken zij aanstalten om te gaan slapen, in de eetkamer, om de kachel heen. Wij gaan beleefd naar onze kamer zodat we al om 19.30 uur onder de wol liggen. Op zich niet zo verkeerd omdat we de volgende dag om 5.00 uur op staan. We willen zo vroeg mogelijk op de pas staan om van het uitzicht te genieten. Marijcke voelt zich absoluut niet lekker. Erg veel last van de hoogte, en na een kwartiertje lopen stopt ze. Het gaat niet meer. We besluiten dat ik alleen verder ga. Marijcke blijft hier zitten en eet wat koekjes. Na 3 kwartier hijgen sta ik op de pas. Ik heb het gehaald, alleen het uitzicht valt tegen. Het zicht wordt belemmerd door een hoge berg. Helaas. Na een paar foto's te hebben gemaakt van de omgeving zie ik in de verte een blauw stipje aan komen lopen. Als het stipje dichterbij komt blijkt het Marijcke te zijn. Na de koekjes voelde ze zich wat beter, en ze wilde toch erg graag naar de pas. Nu staan we samen op ruim 4600 m.

Het is hier niet zo warm en we gaan snel naar beneden, waar we in ons hotel een lekker warm soepje nemen. De rest van de dag lezen we wat en we lopen nog een rondje om het meer.

's Avonds gaat het een beetje sneeuwen en hagelen zodat het de volgende dag redelijk glad is. Tijdens het afdalen glij ik dan ook onderuit. Ik val gewoon achterover en als ik denk stil te liggen krijg ik het gewicht van de rugzak over me heen zodat ik voorover tegen de grond wordt gekwakt. Gelukkig naar rechts, waar de berg is en niet naar links waar een zeer steile afgrond van een paar honderd meter is. De lens van mijn fototoestel en mijn hoofd komen op een steen terecht maar alles blijft heel. Omdat Marijcke bang is dat ik naar beneden zal vallen doet ze een poging om mij te pakken waarbij zij ook onderuit glijdt. Daar liggen we dan, plat op de grond. Voorzichtig weer opgekrabbeld en daarna heel voorzichtig verder gelopen.

Even verderop, bij Laurebina Yak, hebben we het mooiste uitzicht van de vakantie. We zien alle hoge bergen in het westen van Nepal. Van Langtang tot aan de Dhaulagiri. Ontzettend mooi. En we zijn nog op tijd, het is erg helder, met als gevolg dat we een half fotorolletje vol schieten.


(Wouter, bedankt voor het plakken van de foto's)


Wat we op de heenweg in twee dagen omhoog zijn gelopen doen we nu in een dag naar beneden. Dat moeten we de komende dagen wel bezuren. Ontzettend stijve benen. Zo erg zelfs dat Marijcke er ziek van wordt en een beetje koorts krijgt.

Na een fijne ochtend in de bus zijn we weer bij de fiets en de rest van de spullen. Alles is nog in orde, zodat we de volgende dag naar Kathmandu terug kunnen fietsen. We moeten wel 1500 m klimmen en met Marijcke niet in de beste conditie (ze kan bijna niet op de fiets stappen), gaat dat vrij moeizaam.

Bij Kakani stoppen we weer bij het theehuisje. Kumari is er niet, ze zit op school, maar ze heeft wel een briefje voor ons achter gelaten, waarop staat dat ze het erg leuk vond om ons te ontmoeten en dat ze ons graag weer wil zien. We wachten nog een uur, maar de school duurt langer dan verwacht. We schrijven maar een briefje terug en beginnen aan de afdaling naar Kathmandu.

Daar aangekomen zoeken we weer ons vaste hotel. Marijcke voelt zich zo beroerd dat ze op bed gaat liggen.


Ik probeer in de tussentijd de schoenpoetser te zoeken om de zolen te laten lijmen. Ik loop een paar rondjes langs plekken waar de kans het grootst is hem tegen te komen, maar het zit niet mee. Hij is niet te vinden. Het is ook mijn eigen schuld. Als ik terug ga naar het hotel zie ik hem toch door een straatje lopen. Ik probeer hem zo nonchalant mogelijk tegemoet te komen. Als ik laat blijken dat ik hem zoek wordt de prijs natuurlijk verdubbeld wat ik ook wel verdien maar waar ik geen zin in heb. "Hé brother, now you have problem". Gelukkig hij ziet het. Voor 200 roepies kan hij ze laten maken door zijn echte brother. Ik ding af tot 50 en loop met hem mee. Via allemaal donkere straatjes en door huizen komen we in een achteraf schuurtje waar iemand zich zit te vervelen; de echte brother. Op het eerste gezicht ziet het schuurtje er wel uit als een schoenmakerij, maar ik voel me niet zo op mijn gemak. Ik moet mijn schoen uitdoen. Mijn schoenpoetser legt uit wat het probleem is en spontaan gaat de prijs van het repareren naar 800 roepies. Hier heb ik dus geen zin in en wil weg lopen, maar dan moet ik eerst mijn schoenen terug. Hoeveel wil ik er dan voor betalen is de vraag. Ik leg uit dat ik er net 50 roepies voor wilde betalen, en dat me dat een goede prijs lijkt. De brother begint met een verhaaltje dat hij de beste lijm heeft, twee componenten lijm, en dat als je de schoen op straat laat lijmen voor 50 roepies ze slechte lijm gebruiken die binnen twee dagen weer los laat. Ik wil graag weg met gerepareerde schoenen dus we komen op een prijs van 200 roepies. Waarschijnlijk veel te duur maar waar lukt het in Nederland om voor fl 7,50 je schoenen te laten maken. De 'broers' trekken de zolen eraf en gaan die opruwen met een stuk blik. Dan komt de speciale lijm te voorschijn. Ik heb geluk want het is bijna op. Even mengen, op de zool smeren en die in het vuur houden en snel op de schoen plakken. Die ook weer in het vuur houden en klaar is de brother. 200 roepies armer maar met gerepareerde schoenen ga ik weer terug naar het hotel.


De volgende dag brengen we door met het afdingen en aanschaffen van souvenirs. Hele leuke bezigheid. Het is even wennen, maar na een tijdje voer je net zo'n toneelstukje op als de verkoper om iets een paar roepies goedkoper te krijgen.

Dit was onze Nepal vakantie. Achteraf gezien is alles redelijk soepel verlopen. Op een paar stukjes na is de weg goed. Er is onderweg genoeg eten en drinken te vinden. En het is een ontzettend mooi land. Wat ik wel een beetje tegen vond vallen is dat er zoveel mensen zijn. Je bent geen seconde alleen. Als je onderweg even stopt komen er gelijk een stel kinderen van de berg hollen. Ik hou toch wel een beetje van het 'middle of nowhere' gevoel. Dat heb ik tijdens deze vakantie niet echt gehad. Dan moet je nog dieper de bergen in, maar daar zijn geen wegen om op te fietsen. Ik wil bij deze Kees & Cis nog bedanken voor de lens van mijn fototoestel. Hij is echt geweldig. En Marijcke & Cis nog bedankt voor de spellingscontrole. En Simone voor het op ons huis passen tijdens de vakantie.


Straatbeeld in Kathmandu.


Bodhnath, Kathmandu.


Simbhanjyang pas (2488 m), tussen Kathmandu en Hetauda.


Winkeltje onderweg naar Chitwan.


Olifant in Chitwan.


Nieuwsgierige mensen tijdens lunchstop.


Uitzicht bij Tansen.


Weg richting Pokhara (vanuit Butwal).


Weg richting Pokhara (vanuit Butwal).


Mevrouw met kind in Pokhara.


Rituelen in Pokhara.


Tempeltjes aan de overkant bij Pashupatinath, Kathmandu.


Wandeling naar Gosainkund.



Statistieken Nepal 2000