Na een problematische vlucht (een dag later dan de bedoeling was, het vliegtuig moest wegens
een mankement terug naar Schiphol en we vlogen al boven Berlijn), toch aangekomen in
Kathmandu. Hopelijk was de heenreis niet een voorteken van wat gaat komen. Ik zie al vrij
veel moeilijkheden. Dit is onze eerste reis naar Azië. Waar ik me vooral druk om maak is het
eten, de kwaliteit en de kwantiteit ervan. Ik ben niet zo heel erg dol op rijst en dan zit je in Azië
niet goed. Ik vraag me af of er wel voldoende eten te verkrijgen is onderweg. Tijdens het
fietsen lust je wel wat. Dat zijn problemen voor later, we moeten eerst een hotel vinden. Het is
de bedoeling dat we naar Thamel gaan, de toeristenwijk van Kathmandu. Nu moeten we alleen
de weg nog vinden. Van naambordjes hebben ze hier nog nooit gehoord, en de namen die op
verkeersborden staan kunnen we niet vinden op de kaart. Als we stil gaan staan maken we wel
gelijk kennis met de Nepalese nieuwsgierigheid. Binnen een paar tellen zijn we omsingeld
door mensen. Niet dat ze ons gaan helpen, ze blijven ons aanstaren. Als we iets aan ze vragen
doen ze gewoon of ze ons niet horen. Dit schiet niet erg op. Na een paar keer op goed geluk
een brede weg te zijn ingeslagen, worden we aangesproken door iemand die engels spreekt.
Hij weet de weg naar Thamel. Hij tekent de route in ons Nepalboekje, en zo komen we in de
buurt. Bij de weg waar we Thamel in gaan worden we weer aangesproken, dit keer door
iemand die wel een goedkoop hotel weet, het Mustang hotel. Het is 200 rps per nacht. Voor
ons is dat bijna gratis, dus we volgen hem.(72 rps = 1$=fl 2.54) Achter een taxibrommer aan
rijden we Thamel in. Door allemaal kleine en zeer drukke straatjes persen we de tandem
richting hotel. Het blijkt een simpel maar schoon hotelletje (Mustang Guest House) te zijn
midden in Thamel. Vermoeid vallen we op het bed.
Wat ga je doen als je in Kathmandu bent? Tempels kijken natuurlijk. Daar zijn er genoeg van.
In alle soorten en maten. We willen als eerste naar de Bodnath, want die staat op de meeste
plaatjes. Daar moeten we geweest zijn. Er zijn genoeg mogelijkheden om er te komen. Met de
bus, taxi en niet te vergeten de bromtaxi. Na even onderhandelen, onze eerste keer, nemen we
een bromtaxi. Voor 80 rps brengt hij ons naar de Bodnath. Helaas weet de jongen niet zo goed
de weg. Hij moet een paar keer vragen. Als we net een fijn klinkerweggetje hebben overleefd
moet hij keren en terug over hetzelfde paadje. De vering van het autootje is net als de
verkeersregels in Nepal, die zijn er niet. Als we eenmaal bij de tempel zijn voel ik mijn
ingewanden nog klotsen. De tempel is zeer zeker de moeite waard. Weg van alle drukte straalt
de tempel een enorme rust uit. Hier kan je even tot jezelf komen. Na een paar uur zijn we weer
opgeladen om terug naar Thamel te gaan. We laten ons afzetten bij Durban Square. Hier staan
de meeste tempels dicht bij elkaar. Op één van de tempels gaan we zitten om het dagelijks
tafereel op het plein te bekijken. Alle toeristen worden bestormd door verkopers. De meest
lelijke dingen krijg je aangeboden, maar het populairst zijn toch wel de tijgerbalsem en het
Zwitserse zakmes. Er lopen ook een paar nep Holy Men rond, die van ons de namen Peppie en
Kokkie krijgen. Zodra ze toeristen zien maken ze met hun wijsvinger een gebaar van "foto
maken", en als ze op de foto staan willen ze natuurlijk geld. Daar draait alles om in
Kathmandu, geld. Iedereen wil het, de toeristen hebben het, dus iedereen probeert op de een
of andere manier geld aan toeristen te verdienen. Je kan dan ook geen stap doen of er komt
wel een gids, een schoenpoetser of een verkoper op je af. In het begin is dat vervelend maar je
went er snel aan.
De volgende dag verlaten we Kathmandu. Ons hotel ligt dicht bij de ringweg, we fietsen
gemakkelijk de stad uit. Het is even wennen om links te rijden. Het gebruik van het spiegeltje
is lastig. Op kruisingen is het crisis. Eerst bedenken waar het verkeer vandaan komt en dan
goed kijken.
Voorbij Kathmandu gaat de weg steil naar beneden. Een kilometer of 10 slingert de weg de
vallei uit naar de volgende vallei. De weg is erg smal met aan de zijkanten een soort
schampblokjes. Waar we in Nederland rustig achter elkaar zouden blijven rijden, is men hier
van mening dat je gewoon in kan halen. Het komt regelmatig voor dat we een bocht om
fietsen en dat er twee bussen op ons af komen. De meeste keren gaat dat goed op één keer na.
Ik wijk zoveel mogelijk uit naar links om niet geraakt te worden. Met de fiets gaat dat goed,
alleen met het karretje niet. Het linkerwieltje raakt een schampblokje en slaat om, naar rechts.
De verbindingsstang slaat tegen het achterwiel met als resultaat een dubbelgevouwen spatbord
en een flinke slag in het achterwiel. Ik had mezelf voorgenomen om rustig te blijven deze
vakantie, maar op dit soort situaties ben ik niet dol. Ik ben namelijk niet al te handig. Het
plakken van een band gaat wel, maar het vervangen van remblokjes duurt al een uur. Alle
spullen van de fiets, fiets op zijn kop en even overleggen met Marijcke aan welke spaken ik
moet draaien om de velg weer recht te krijgen. Aan de kant van de slinger de spaken
losdraaien en aan de andere kant vast draaien. Maar welke kant op is los. Na alle combinaties
te hebben geprobeerd komt er schot in de zaak. De slinger wordt kleiner. Nog wat draaien en
we kunnen weer verder, een half uur later en wat reparatie-ervaring rijker.
Na 29 km, bij Naubise, gaat de weg linksaf de berg op. Tijdens het klimmen krijgen we voor
het eerst te maken met het fenomeen kinderen. Overal waar je fietst zijn mensen en dus ook
kinderen. Volwassen mensen groeten je vriendelijk of lachen je uit. Wijzend naar de tandem
barsten ze bijna in tranen uit van het lachen. Zoiets geks hebben ze nog nooit gezien. De
kinderen vinden het prachtig en willen het zo lang mogelijk bestuderen, met als gevolg een
flinke horde kinderen rennend achter de fiets. Omdat we aan het klimmen zijn kunnen ze ons
perfect bijhouden. Sommigen blijven een paar kilometer achter ons aan hollen. Dan hebben ze
er genoeg van en wandelen ze weer terug.
Het begint al wat later te worden en we hebben nog geen geschikt plekje voor de tent kunnen
ontdekken. Aan de ene kant van de weg is een steile berg en aan de andere kant loopt de
afgrond. Op de weg kamperen is ook geen optie omdat er weleens een vrachtwagen voorbij
komt. Gelukkig komen we bij een vlak stukje grasveld. Het enige nadeel is dat er ook een
winkeltje bij het grasveldje staat. Achter het winkeltje staan een paar boerderijtjes. Op het
grasveldje staan grote zakken met oogst van die boerderijtjes. We vragen aan de meneer van
het winkeltje of we de tent neer kunnen zetten. Een knikje van zijn hoofd beschouwen wij als
een ja teken. Ondertussen komen er steeds meer mensen naar ons kijken. Ik word daar een
klein beetje nerveus van. Ik had ook veel meer rust verwacht in Nepal, maar dat valt een beetje
tegen. Overal zijn mensen. Stiekem plassen is er niet bij, er loopt altijd wel iemand rond.
Tijdens het eten koken worden we door 15 Nepalezen aangegaapt. Ze willen niet praten, ze
kijken alleen maar. Dat vinden ze voldoende. Als het eten op is besluiten we in de tent te gaan
liggen. Het is toch al donker, en misschien gaan de mensen dan weg. Het is heel vreemd om in
je tentje te liggen met een groep mensen om je heen die nu wel gaan praten. Je weet niet waar
ze het over hebben. Je gaat dan de meest bizarre dingen denken. Na verloop van tijd gaat
iedereen weg. Tot er een vrachtauto bijna onze tent in komt rijden. Grote koplampen schijnen
dwars door de tent en er klinken harde stemmen. NAMASTEE. Er stappen mannen uit die
allemaal even aan de tent willen zitten. Het blijkt dat men de oogst, de grote zakken waar onze
tent tussen staat, op komt halen. Niets aan de hand dus. Wij staan alleen strak van de
adrenaline en hebben een hartslag van 140. De rest van de nacht doen we bijna geen oog dicht.
De volgende morgen fietsen we verder richting de Simbhanjyang pas. Volgens de kaart is die
2840 m hoog. We zitten nu op ongeveer 1700 m. Dat wordt dus nog een flink stukje klimmen.
We moeten voor een ontbijt zorgen. Na twee uur fietsen gaan we het proberen. We komen
langs een paar huisjes en een van de huisjes lijkt een winkeltje. Er staan allemaal spulletjes
opgestapeld. Fiets parkeren en naar het huisje toe. Met handen en voeten proberen we
duidelijk te maken dat we iets willen eten. Het lukt vrij makkelijk. We krijgen koekjes en
melkthee. We krijgen zelfs in het engels te horen hoe duur het is. 50 rps. Daar krijg je het in
Nederland niet meer voor. Met een redelijk gevulde maag gaan we verder omhoog. Na een
tijdje staat er een bord langs de weg met de mededeling dat we op de pas staan. Iets hoger dan
2400 m. Dat is een flinke meevaller.
Wat niet meevalt is de weg naar beneden. Voornamelijk
de kwaliteit van de weg. Er heeft hier ooit asfalt gelegen, maar dat is heel lang geleden al
vergaan. Wat er nu nog ligt zijn veel lossen stenen met nog meer gaten ertussen. De snelheid
van het afdalen is nog lager dan tijdens het stijgen, en we zijn niet al te beste klimmers. Het
uitzicht is wel ontzettend mooi. Een soort tropisch regenwoud met de weg daar doorheen
slingerend. Het gaat eindeloos naar beneden. De remmen maken overuren en ik krijg kramp in
mijn handen van het continue inknijpen van de remgrepen. Ergens halverwege de afdaling
komt er een fietser omhoog gekropen. Het is een Japanner die al 8 maanden onderweg is. Hij
is al 40 kilometer over deze weg omhoog gereden. Wij vinden dat een flinke prestatie. We
wensen hem veel geluk en gaan weer verder. Tegen de avond komen we aan in Hetauda, waar
we een hotel opzoeken. Enkele hotels zijn spontaan vol als we aankloppen, maar in het Lido is
er nog plek voor ons. We nemen een luxe kamer met t.v. voor 350 rps.
De weg naar het Chitwan National Park is van goed asfalt en lekker vlak. Doordat het zo vlak
is fietst bijna iedereen hier. Dat is natuurlijk hartstikke goed, ware het niet dat de meeste
Nepalese een grote competitiedrang hebben. Wij zitten met z'n tweeën op een fiets en zien er
vrij snel uit, fietsbroek aan, zonnebril op, als we dus iemand inhalen schrikt diegene en je
hoort hem denken:"dat laat ik niet op me zitten". Zodra we hem voorbij zijn gaat hij vaart
maken om ons weer in te halen met een gezicht van 'ik ga toch veel harder en het kost me
geen enkele moeite'. Dan houdt hij even in, zodat wij er weer voorbij moeten. Dan begint het
spelletje weer opnieuw. Zo gaat dat tijden door tot ze een afslag nemen naar hun dorpje.
Ook gaan sommige auto's naast ons rijden om alle inzittenden goed te laten zien wat voor raar voertuig we hebben.
Het pauzeren om iets te eten is ook bijzondere bezigheid. Terwijl je aan het stoppen bent
stromen er al mensen toe. We staan dan ook bij een bushalte. Terwijl ik wat eten en drinken
bij elkaar sprokkel in verschillende winkels, worden Marijcke en de fiets uitgebreid bestudeerd.
Er komt een vrouwtje op Marijcke af met een rode staart (Nepalese zon) die ze bij Marijcke in
d'r haar wilt vlechten. Kost een paar roepies en moet geluk brengen, dus doe maar. Past ze
zich ook gelijk een beetje aan bij de lokale bevolking. Alleen nu komen er nog meer vrouwtjes
met allemaal kettingen en armbandjes. Om niet de gehele plaatselijke detailhandel op ons nek
te krijgen bedanken we vriendelijk. Er staan ondertussen zo'n vijftig mensen om ons heen te
staren, en om de feestvreugde een beetje groter te maken haalt Marijcke de kaart van Nepal te
voorschijn. Nu is het helemaal dringen geblazen. Iedereen wil even kijken hoe hun land er
precies uitziet. Alle bekende plaatsen worden opgenoemd. Die hebben ze waarschijnlijk op
school geleerd. Als toetje drukken we nog even op onze kilometerteller, en fietsen we verder
veel verbaasde gezichten achter ons latend. We hebben deze mensen even een
onvergetelijke middag bezorgd, en zij ons ook natuurlijk.
Het fietsen op deze weg gaat prima. Het is niet bijzonder gevaarlijk. De meeste auto's en
vrachtauto's kunnen gewoon niet hard rijden. Alleen de bussen gaan als een kamikaze tekeer.
Die halen op de meest drukke plekken in. Vol gas halen ze een auto in en vlak voordat ze een
tegenligger raken sturen ze terug naar links. Dat scheelt soms millimeters. Iedere keer denken
we weer dat het fout gaat.
Bij Sauraha is het toeristencentrum van het Chitwan park. Het is zelfs mogelijk om een patatje
oorlog te bestellen of hutspot. Lang leve de toeristen. We gaan op jungletocht. Dat betekent
om 7.00 uur klaar staan om het park in te gaan. We moeten eerst de Rapti rivier oversteken.
Dit is tevens de grens van het park. Het oversteken gebeurt in een uitgeholde boomstam. Hij is
erg stabiel want er gaan zelfs mensen met hun fiets in staan. Ik ga gewoon zitten en probeer
me zo weinig mogelijk te bewegen. Aan de overkant krijgen we uitleg van de twee gidsen wat
we moeten doen als we wilde beesten zien. Als er een neushoorn op ons afkomt moeten we
gaan zigzaggen. Bij een beer moeten we bij elkaar gaan staan en veel herrie maken. Als we een
tijger zien moeten we gaan bidden. Dan gaan we op pad. We kruipen hele stukken door het
bos op zoek naar waterdrinkplaatsen van de neushoorn. We doen er zo'n drie uur over, maar
het enige dat we te zien krijgen zijn bloedzuigers. De neushoorns laten zich niet bespieden.
's Middags doen we een olifantentochtje. Met z'n vieren zitten we in een mandje gepropt
bovenop een olifant. Die schommelt lekker heen en weer. We krijgen nu wel een neushoorn te
zien. Achteraf gezien hadden we het olifantenritje beter niet kunnen doen want er wordt niet
zachtzinnig met zo'n beest omgegaan.
De zon schijnt als we de volgende ochtend vertrekken. Bij Baratpur komt er een jongen naast
ons rijden om een praatje te maken. Hij spreekt goed engels, maar wat hij zegt is alleen
opscheppen over wat hij heeft. Hij zegt dat we een mooie fiets hebben om vervolgens te
melden dat hij net een nieuwe fiets heeft. En hij vraagt hoe laat het is, terwijl wij duidelijk geen
horloge om hebben en hij wel. Hij heeft dus ook een nieuw horloge. Hij vraagt of we zijn huis
willen bekijken. Dat doen we dus niet. Daar zal hij ook wel veel nieuwe spullen hebben. We
zijn blij als we van hem af zijn. Door een drukke stad fietsen met iemand naast je is geen
pretje. De weg is al smal, en als er dan ook nog iemand als een bromvlieg om je heen gaat
zwermen wordt je daar knap nerveus van.
Laat in de middag moeten we een flink stuk klimmen. We moeten de Someswhar Range over.
De weg gaat in 7 kilometer 350 meter omhoog, maar het is goed te doen. We zien hier de
eerste landslides. Grote stukken berg die van de wand zijn afgebroken en naar beneden, over
de weg, zijn gegleden. Gelukkig is het grootste gedeelte al opgeruimd, maar de weg wordt er
niet beter door.
We brengen de nacht door bij een Indisch gezin dat een hotel heeft. Ze hebben ook nog een
hulpje in dienst. Hij is geestelijk niet helemaal in orde. Als wij 's avonds in bed gaan liggen
gaat hij door het raampje boven de deur naar ons gluren. Ik pak de zaklamp en schijn hem in
zijn gezicht waarop hij verdwijnt. We kunnen weer slapen. Tot ik weer opnieuw zijn ogen zie.
Ik trek mijn broek aan en ga de gang op. De jongen is niet meer te zien. Ik loop een paar
gangen door tot ik zijn schaduw zie op de bovenste verdieping. Ik vraag in het engels waarom
hij aan het gluren is en dat hij dat niet meer moet doen. Het enige geluid dat er terug komt is
een soort gemompel. Ik laat het er maar bij en ga weer naar bed. De volgende ochtend bij het
ontbijt durft de jongen ons niet meer aan te kijken.
Nadat de hele familie heeft gebeden vertrekken we richting Butwal. Hier gaan we weer de
bergen in. Tot aan Tansen gaat het goed. De weg is van goede kwaliteit, de omgeving is
geweldig mooi. De weg loopt spectaculair langs een rivier. Er zijn wel steeds meer slechte
stukken door de landslides, maar er valt goed te fietsen. Later hoorden we, van een Nederlands
meisje dat in Nepal werkt, dat er in Tansen een bomaanslag was geweest van de Maoïsten.
Een paar dagen voordat wij er langs kwamen. Dat verklaarde gelijk de gewapende militairen
die er rond liepen.
We overnachten in een raar hotel. Er staat wel een bordje hotel voor de deur, alleen rekenen ze niet op mensen die er ook echt willen slapen. Ze wilden ons eerst op een kamertje met een bank hebben. Dat slaapt niet zo lekker, dus het volgende kamertje maar. Daar moesten eerst de zakken met aardappelen uit gehaald worden. Aan het stof te zien wordt dit hotelkamertje als opslagruimte gebruikt. We krijgen 's avonds wel goed te eten. Dahl bat natuurlijk.
Bij het afrekenen de volgende morgen blijkt dat men hier nog niet op de hoogte is van toeristenprijzen.
We betalen 200 rps voor het slapen en de maaltijd incl. 2 cola. Later in de vakantie
zouden we voor één Mars al 80 rps betalen (maar dat was dan ook op 4300 m. hoogte).
Tot aan Pokhara is het nog 120 kilometer. Dit splitsen we in tweeën zodat we 60 kilometer op
één dag moeten rijden. Dat zou moeten lukken natuurlijk. Kunnen we rustig aan doen en van
de omgeving genieten. Daar komt helaas weinig van terecht. Het rustig aan doen des te meer.
De weg is zo geweldig slecht dat we niet harder kunnen rijden dan 8 à 9 km/u. Ik moet
vreselijk opletten om niet in alle kuilen te rijden en schade op te lopen. Tussen alle kuilen door
liggen grote stenen waar ik ook niet tegenaan wil rijden. Al met al vergt dit een grote
concentratie en is het een aanslag op mijn geduld. Het begin van de ochtend gaat dan ook
gepaard met een paar stevige vloeken. Dit hadden we niet verwacht. Nu kan ik niet lekker om
me heen kijken. Later leg ik me er bij neer. Ontspannen slinger ik ons over de weg en als we
iets moois zien stoppen we gewoon.
De kinderen, die we in dit gebied tegenkomen, zijn een stuk vervelender dan de vorige kinderen. Hier gillen ze op gebiedende toon. 'Give pen, give chocolate, give one roepie en give money' zijn veel gehoorde eisen. Hier doen wij natuurlijk niet aan mee. 'Give me money' roepen we terug. Of 'give me chocolate' want wij lusten ook wel wat. Dat snappen ze niet. Een paar kinderen zijn zo brutaal om op het karretje te gaan zitten. Niet dat ze zwaar zijn maar voordat ze er allemaal opspringen jagen we ze er vanaf. Bij de meesten is een boze blik en een gil genoeg. Alleen bij een klein dikkertje moest ik afstappen voordat hij wegging. Hij wist ook gelijk niet hoe hard hij weg moest lopen. Op 60 kilometer voor Pokhara gaan we overnachten. Weer spotgoedkoop. Deze keer 250 rps voor de nacht en maaltijd. Zo komen we nooit van ons geld af.
De rest van de route is de weg wel weer goed te doen. Heel vreemd. Precies één etappe is het
wegdek zeer slecht. Het lijkt wel een soort test voor ons.
Als we Pokhara binnenrijden kunnen we tijdens het fietsen afdingen op hotels. Er komen
gewoon mensen naast ons hollen om ons een kamer aan te bieden. Zo kiezen we de
goedkoopste die ook nog een douche heeft. Vlak voor de ingang van het hotel komt de
concurrent met een nog scherper bod, maar daar gaan we niet op in. Het is al gênant genoeg.
Pokhara heeft net als Kathmandu een toeristenwijk. Of eigenlijk meer een straat aan het meer.
Ontzettend veel restaurants en trekking buro's. Hier kunnen we even 'bijkomen' dachten we
in het begin. Al snel begint er een hoop te irriteren. De westerse mentaliteit blijft
bij de meeste mensen nog hangen.
De volgende dag willen we zo vroeg mogelijk naar Sarangkot; het uitkijkpunt om het
Annapurna gebergte te kunnen bekijken. Het is zo'n 6 à 7 km lopen en daar doe je al gauw
anderhalf uur over. Willen we de bergen nog kunnen zien dan moeten we wel heel vroeg op. Het
wordt dus een taxi. Helaas blijkt dat de taxi's prijsafspraken hebben. Er valt niet af te dingen
en de volgende taxi vraagt precies het zelfde bedrag. Met als gevolg een veel te duur ritje de berg op.
Boven aangekomen blijken er al vrij veel wolken te zijn. Af en toe zien we een puntje van een
berg. Alle moeite voor niets. Terug gaan we wel lopen, kunnen onze spieren alvast een beetje
wennen voor de latere tocht. Terug in Pokhara worden we al snel aangesproken door een net
uitziende jongen. Hij begint vrolijk tegen ons te kletsen. Vraagt vriendelijk waar we
vandaan komen en waar we naar toe gaan. Als we vertellen dat we een tempel gaan bezoeken
blijkt dat hij opeens een deskundige is op het gebied van deze tempel. Wat een toeval. Hij
wijst ons vriendelijk de weg en dan begint het spel. Hij wil onze gids wel zijn en dan regelt hij
ook een taxi voor de terugweg naar het centrum. Een gids hebben we in onze tas en naar het
centrum willen we weer lopen. Zo zie je nog eens iets van een stad, en we houden er niet van
als ons dingen worden opgedrongen. We weigeren. Krijgen we gelijk een zielig verhaal dat hij
student is en dat het allemaal veel geld kost, dat hij niet heeft. Het komt niet echt
geloofwaardig over, dus we lopen verder. Dan begint zijn prijs al te zakken en op het laatst wil
hij alleen de taxi nog wel regelen. Alsof we dat niet zelf kunnen. Zijn laatste bod is alleen 10
rps om gewoon weg te gaan. Daar gaan we helemaal niet op in.
Bij de tempel is het zeer levendig. Er staan rijen met mensen die hun offeringen in de
tempeltjes willen leggen. Een paar mensen proberen alles in goede banen te leiden, wat soms
de mist in gaat, met drukke woordenwisselingen als gevolg. Overal wordt wierook
aangestoken zodat het geheel een mysterieus aanzicht krijgt. Er lopen nog wat mensen rond
met een haan onder hun arm. Als we even later op een pleintje achter ons kijken blijkt wat ze
er mee doen moeten. Daar wordt door een heilige man in een ruk het hoofd van het lijf
gescheiden waarna het lijf weer op straat wordt gegooid. Het is waar dat het lijf nog even door
blijft lopen. Een heel raar gezicht, een lopend bloedfonteintje. Deze offeringen gebeuren ter
ere van Dasain, het belangrijkste festival van het jaar voor de Hindoes. Met het bloed van de
geslachte dieren zegenen ze belangrijke voorwerpen zoals het huis en de auto. De dieren
worden aangeboden aan Lord Rama, een reïncarnatie van de god Vishnu.
Het is nu 4 oktober. Vandaag is het de bedoeling dat we onderweg mijn ouders gaan
ontmoeten. Zij zijn in Nepal om te gaan wandelen in Dolpo. We hebben thuis onze
reisschema's naast elkaar gelegd en op deze dag moeten onze routes elkaar kruizen. Je weet
natuurlijk niet wat er allemaal fout kan gaan. Ons vliegtuig had al een dag vertraging. Dit
hebben met het fietsen weer ingehaald, maar misschien is hun schema ook wel veranderd.
Onze blikken zijn de hele dag op bussen gericht. Zo rond twaalf uur zien we de eerste bleke
gezichten in en op de bus.
We kijken goed naar binnen maar zien niets herkenbaars. Zo rijden
we een paar uur verder tot we de moed bijna opgeven. Dan klinkt er opeens een luid gegil uit
een bus, waarna de chauffeur van de bus hard op zijn rem trapt. En ja hoor daar zijn ze.
Wel heel apart. Je ouders
ontmoeten aan de andere kant van de wereld. In vijf minuten vertellen we dat alles goed gaat
en nemen we weer afscheid. Ze kunnen weer rustig slapen. We brengen de nacht door in
Mugling, op 93 km afstand van Pokhara.
Het is de bedoeling dat we het laatste stuk ook weer in tweeën doen. Na 60 kilometer gaan we
uitkijken naar een hotel, zodat we morgen de hele dag de tijd hebben om het laatste stuk naar
Kathmandu, met de vervelende klim, af te leggen. Dat zal je altijd zien, de hele dag zie je de
meest geweldige hotels en als het zover is dat wij er een nodig hebben zijn ze er niet meer. We
rijden door tot aan Naubise, maar zelfs daar is niets. In een wanhoopspoging gaat Marijcke bij
het politiebureau vragen of we daar de tent mogen neerzetten. Dat lezen we wel eens in
boekjes van andere fietsers, maar ook dit mocht ons niet lukken.
We besluiten om gewoon maar door te rijden en te zien wat er gebeurt. Als er een busje met
opslaande achterdeuren voorbij
rijdt komen we op een idee. Onze fiets had makkelijk in dat busje gekund. We richten onze
blik nu op de busjes in plaats van op het fietsen. De eerstvolgende houden we aan. Hij heeft
helaas geen openslaande deuren, maar voor een Nepalees is dat geen probleem. De tandem
gaat gewoon het dak op. Zo komen we na een zeer spannend ritje, het busje gaat voor
onoverzichtelijke bochten inhalen, toch aan in Kathmandu. We zoeken hetzelfde hotel op
waar gelukkig nog een kamer vrij is. De volgende twee dagen brengen we door in Kathmandu. We bezoeken de
Swayambhunath tempel (de apentempel) en de Pashupatinath tempel. De laatste is alleen
toegankelijk voor Hindoe's. Bij de Pashupatinath zijn we getuige van enkele crematies.
Deze vakantie bestaat niet alleen uit fietsen. Voor het eerst gaan we ook wandelen. Zo willen
we een stuk van Nepal zien wat niet lukt vanaf de fiets. Omdat er zo weinig wegen zijn moet
dat wel lopend. Het is de bedoeling dat we fietsend naar Dunche gaan. Dat ligt 130 km ten
noorden van Kathmandu. Vandaaruit lopen we in twee dagen naar de heilige meren van
Gosainkund. We moeten eerst fietsen, en weer berg op. Om de vallei van Kathmandu uit te
komen moeten we een berg op. 29 km lang stijgen we naar bijna 1900 m. Kathmandu ligt op
1300 meter. In de ochtendmist vertrekken we uit Kathmandu. We worden opgehouden door
de koning die uit het koninklijke bos naar Kathmandu rijdt. Als iedereen voorbij is kunnen we
door. De route is ontzettend mooi. De weg kruipt langs de berg omhoog. Eerst hebben we aan
de linkerkant uitzicht op de vallei en als we de berg over zijn aan de rechterkant. Het is net alsof
je langs een dia fietst. Bij Kakani, het hoogste punt, gaan we wat eten. We zitten in een gezellig
theehuisje. De kippen lopen vrolijk rond en de hond krabt wat aan zijn schurftplekken. Een
jong meisje, Kumari Lama, is ringen aan het frituren. Ze doet wat deeg in een soort trechter
waarbij ze de opening aan de onderkant dichthoudt met haar vinger. Boven het vet haalt ze d'r
vinger weg en maakt ze van het deeg een ring. De ringen smaken erg goed, een beetje naar
oliebollen. Ze zijn redelijk vet en dat kunnen we wel gebruiken. Als toetje nemen we dus een
paar verse ringen. Ondertussen probeert het meisje een beetje met ons te praten. Ze is alleen
erg verlegen. Ze overlegt eerst met de buurjongen wat ze gaat vragen en dan komt het er in
redelijk engels uit. Vooral jonge mensen leren hier engels. Ze durven het alleen niet te
spreken.
Na de bekende vragen, waar kom je vandaan, waar ga je naar toe, nodigt ze ons uit om te
blijven eten en te slapen. Dat zou betekenen dat we de volgende dag 100 km moeten fietsen,
eerst 50 km naar beneden tot 500 m en dan weer 50 km omhoog tot 2000 m. En dat gaan we
niet redden. We besluiten om het aanbod af te slaan en nemen afscheid. We beloven wel om
op de terugweg weer langs te komen.
Na een afdaling van 40 kilometer volgt nog een gemeen stukje klimmen. Uit het rivierdal
moeten we een plateau op, en dat gaat in één keer recht omhoog. Binnen enkele seconden
slaat de verzuring toe. Even afstappen om bij te komen en dan weer verder. We zitten
ondertussen op iets meer dan 500 meter en het is erg warm. Meer dan 30 graden. Een paar
kilometer voor Trisuli Bazaar nemen we een hotel. Erg aardige mensen en 's avonds komen ze
wegens gebrek aan een eetkamer de Dahl Bat op onze kamer brengen.
Het is nog schemerig als we de volgende dag vertrekken. Het is de bedoeling dat we vandaag
naar Dunche gaan. Dat is nog 50 kilometer en 1500 meter omhoog. Bij Trisuli Bazaar nemen
we een ontbijtje. Hier gaat de weg rechts de berg op. Nadat we alle koekjes hebben opgegeten
en er geestelijk klaar voor zijn gaan we fietsen. Na een kilometer houdt het asfalt op. Wat er
overblijft zijn stenen met de maat van een voetbal en veel los zand. Met andere woorden geen
ideaal fietspad, en zeker niet als je weet dat je hier later ook over terug moet. Even een paar keer vloeken
en bedenken wat we nu gaan doen. We willen wel naar Dunche om te wandelen. Het enige
wat er op zit is de bus nemen. We rijden terug naar ons hotel om te vragen of we daar de fiets
en de spullen mogen stallen. Dat is geen probleem. De fietskar gaat onder de trap en de
tandem achter het hotel in een soort tuin. De maat van de rugzak valt een beetje tegen, een
paar kledingstukken, één slaapzak, de toilettas en de EHBO kit passen er net in. Nu nog
wachten tot de bus komt. Dat is een groot probleem. Er komen wel bussen voorbij maar die
zitten propvol. Het festival is afgelopen en iedereen die een familiebezoek heeft gebracht in
Kathmandu gaat weer naar huis. De baas van het hotel overlegt met een vrachtwagen
chauffeur. Voor $100 wil deze ons wel naar boven rijden. $100!!!! Is hij gek geworden?. Dat is
ruim 7000 roepies, terwijl het ritje misschien 100 rps pp kost. Die denkt er even een flink
slaatje uit te slaan. Zonder boos te worden bedanken we. We wachten nog wel even. Na
anderhalf uur stopt er een bus waar we, als we onze adem inhouden, nog net bijpassen. Bij
Trisuli Bazaar stopt de bus voor de lunchpauze. Hier gaan we uit de bus om op het dak te gaan
zitten. Dat blijkt niet veel beter te zijn dan in de bus. Er zit zo'n 40 man op de bus. Het stof en
de boomtakken zitten bij de prijs inbegrepen. Je moet je goed vasthouden want de bus klotst
net zo hard als een bootje in een storm. Af en toe kijk je recht de afgrond in. Van vering
hebben ze hier nog nooit gehoord. Iedere steen voel je, al je ingewanden worden door elkaar
geschut. Tot overmaat van ramp gaat het ook nog regenen. Gelukkig zit er een groot zeil op de
bus dat snel over ons heen wordt getrokken. De weg in nu wel spekglad geworden en ik
verwacht ieder moment in de diepte te vallen. Zo gaat dat nog een uurtje door tot er een paar
bussen voor ons, een bus vast komt te zitten. Een steil stukje weg komt hij niet op. Men
probeert de bus te duwen, en dan steeds een paar stenen achter zijn wielen te leggen. De bus
glijdt steeds weer terug. Dit kan nog uren duren. We pakken onze rugzak en lopen het laatste
stuk wel. Een Duitser die met ons meeloopt, heeft gevraagd hoe ver het nog is. Een half uurtje
volgens een gids. Dat zou een Nepalees half uurtje blijken. Drie uur later en in het donker
komen we in Dunche aan. Het eerste de beste hotel gaan we in, storten onze spullen in een
kamer en gaan aan tafel. We lusten ondertussen de hele menukaart.
's Ochtends zijn we een beetje nerveus of we de weg wel kunnen vinden. In Kathmandu zat
iedereen te zeuren dat we een gids nodig hebben, maar daar hebben wij geen zin in. We
hebben een goede route beschrijving en een redelijke kaart. Het kan bijna niet fout gaan. Dat
klopt ook. Op het eind van het dorp rechtsaf naar een bronwaterfabriek en dan gewoon
rechtdoor blijven lopen. Als we een rivier oversteken begint de pret. Het gaat steil omhoog. Dit
is geen wandelen meer, dit is trap lopen. Zo gaat dat 5 uur door tot we op 3300 m zijn in het
dorpje Sing Gompa. Het is eigenlijk geen dorpje, er zijn alleen 6 lodges. Wij kiezen voor de
eerste. Blijkt een goede keuze, want de kok kan heerlijk koken. De drie zoontjes van de baas
houden ons leuk bezig. 's Avonds gaan ze de kachel aansteken. Eerst wat blokjes hout erin
dan een kannetje benzine erover, dan met zijn drieën boven de kachel hangen en er een lucifer
in gooien, met als gevolg wat verschroeide haren. Vader zit erbij en kijkt erna of het de
gewoonste zaak van de wereld is.
's Nachts daalt de temperatuur tot onder het vriespunt. Als we de volgende ochtend vroeg
opstaan is het gras nog bevroren. Zodra het zonnetje komt is het weer lekker. We blijven de
hele dag een beetje rond het hotel hangen om te acclimatiseren. We hebben al een klein beetje
hoofdpijn en Marijcke voelt zich niet lekker. Nu we zoveel weten over hoogteziekte gaan we
op alle pijntjes letten, en daar word je ook niet lekker van. Later op de dag komt er nog een
groep Amerikanen in het hotel. Zij hebben de gehele dag over het wel genoeg drinken en over
het slikken van alle pilletjes. Om de 5 seconden vragen ze aan elkaar hoe ze zich voelen. Je kan
het natuurlijk ook overdrijven.
Na een dagje acclimatiseren gaan we verder omhoog naar Gosainkund. Na een uur lopen
komen we bij een lodge waar we iets gaan drinken. We vragen om een grote kop thee. En die
krijgen we ook. Een thermoskan van twee liter krijgen we voor onze kiezen. Hier zijn we wel
even mee bezig om dit weg te werken. Tien kopjes verder kunnen we geen thee meer zien en
klotsen we de berg op. Het lopen op deze hoogte gaat vrij moeizaam. Stapje voor stapje en
vooral niet te snel anders ben je na een paar stappen buiten adem. Gewoon rustig blijven
doorlopen dan kom je er vanzelf. Na een paar uur komen de meren in zicht. Eerst het laagste
meer en verderop de andere twee. In Gosainkund kiezen we voor het Lake Side View hotel
omdat dat aan het meer ligt en we dan de volgende dag, nadat we de pas hebben beklommen,
de hele tijd naar het meer kunnen staren.
Helaas dachten de Amerikanen dat ook zodat we nog een dag naar hun gezwets moeten luisteren. Meer dan een rondje om het meer lopen valt hier niet te doen.
Laat in de middag wordt het erg koud zodat we met zijn allen binnen om de kachel gaan
zitten. Er komt ook een groep dragers binnen. Na het eten maken zij aanstalten om te gaan
slapen, in de eetkamer, om de kachel heen. Wij gaan beleefd naar onze kamer zodat we al om
19.30 uur onder de wol liggen. Op zich niet zo verkeerd omdat we de volgende dag om 5.00
uur op staan. We willen zo vroeg mogelijk op de pas staan om van het uitzicht te genieten.
Marijcke voelt zich absoluut niet lekker. Erg veel last van de hoogte, en na een kwartiertje
lopen stopt ze. Het gaat niet meer. We besluiten dat ik alleen verder ga. Marijcke blijft hier
zitten en eet wat koekjes. Na 3 kwartier hijgen sta ik op de pas. Ik heb het gehaald, alleen het
uitzicht valt tegen. Het zicht wordt belemmerd door een hoge berg. Helaas. Na een paar foto's
te hebben gemaakt van de omgeving zie ik in de verte een blauw stipje aan komen lopen. Als
het stipje dichterbij komt blijkt het Marijcke te zijn. Na de koekjes voelde ze zich wat beter, en
ze wilde toch erg graag naar de pas. Nu staan we samen op ruim 4600 m.
Het is hier niet zo warm en we gaan snel naar beneden, waar we in ons hotel een lekker warm
soepje nemen. De rest van de dag lezen we wat en we lopen nog een rondje om het meer.
's Avonds gaat het een beetje sneeuwen en hagelen zodat het de volgende dag redelijk glad is.
Tijdens het afdalen glij ik dan ook onderuit. Ik val gewoon achterover en als ik denk stil te
liggen krijg ik het gewicht van de rugzak over me heen zodat ik voorover tegen de grond wordt
gekwakt. Gelukkig naar rechts, waar de berg is en niet naar links waar een zeer steile afgrond
van een paar honderd meter is. De lens van mijn fototoestel en mijn hoofd komen op een steen
terecht maar alles blijft heel. Omdat Marijcke bang is dat ik naar beneden zal vallen doet ze een
poging om mij te pakken waarbij zij ook onderuit glijdt. Daar liggen we dan, plat op de grond.
Voorzichtig weer opgekrabbeld en daarna heel voorzichtig verder gelopen.
Even verderop, bij Laurebina Yak, hebben we het mooiste uitzicht van de vakantie. We zien
alle hoge bergen in het westen van Nepal. Van Langtang tot aan de Dhaulagiri. Ontzettend
mooi. En we zijn nog op tijd, het is erg helder, met als gevolg dat we een half fotorolletje vol
schieten.
Wat we op de heenweg in twee dagen omhoog zijn gelopen doen we nu in een dag naar
beneden. Dat moeten we de komende dagen wel bezuren. Ontzettend stijve benen. Zo erg
zelfs dat Marijcke er ziek van wordt en een beetje koorts krijgt.
Na een fijne ochtend in de bus zijn we weer bij de fiets en de rest van de spullen. Alles is nog
in orde, zodat we de volgende dag naar Kathmandu terug kunnen fietsen. We moeten wel
1500 m klimmen en met Marijcke niet in de beste conditie (ze kan bijna niet op de fiets
stappen), gaat dat vrij moeizaam.
Bij Kakani stoppen we weer bij het theehuisje. Kumari is er niet, ze zit op school, maar ze heeft wel een briefje voor ons achter gelaten, waarop staat dat ze het erg leuk vond om ons te ontmoeten en dat ze ons graag weer wil zien. We wachten nog een uur, maar de school duurt langer dan verwacht. We schrijven maar een briefje terug en beginnen aan de afdaling naar Kathmandu.
Daar aangekomen zoeken we weer ons vaste hotel. Marijcke voelt zich zo beroerd dat ze op
bed gaat liggen.
De volgende dag brengen we door met het afdingen en aanschaffen van souvenirs. Hele leuke bezigheid. Het is even wennen, maar na een tijdje voer je net zo'n toneelstukje op als de verkoper om iets een paar roepies goedkoper te krijgen.
Dit was onze Nepal vakantie. Achteraf gezien is alles redelijk soepel verlopen. Op een paar
stukjes na is de weg goed. Er is onderweg genoeg eten en drinken te vinden. En het is een ontzettend
mooi land. Wat ik wel een beetje tegen vond vallen is dat er zoveel mensen zijn. Je bent geen seconde alleen.
Als je onderweg even stopt komen er gelijk een stel kinderen van de berg hollen. Ik hou toch wel een
beetje van het 'middle of nowhere' gevoel. Dat heb ik tijdens deze vakantie niet echt gehad. Dan moet je
nog dieper de bergen in, maar daar zijn geen wegen om op te fietsen. Ik wil bij deze Kees & Cis nog
bedanken voor de lens van mijn fototoestel. Hij is echt geweldig. En Marijcke & Cis nog bedankt voor de
spellingscontrole. En Simone voor het op ons huis passen tijdens de vakantie.