Zaterdag 24 mei. De fietsslaapbus heeft ons afgezet in Suze la Rousse. Het blijft de meest
geweldige manier van reizen. De fiets gaat achter in een kar en 's avonds worden er bedden
gemaakt zodat je lekker kan slapen.
We gingen een rondje rijden door Zuid-Frankrijk. Eerst naar Andorra dan door het binnenland
de kust volgen. Een stuk voor Nice echt langs de kust rijden tot Monaco en dan het
binnenland weer in. Voor de laatste dag hebben we een toetje bewaard. We gaan een grote col
uit de Tour de France doen; de Mont Ventoux.
De eerste paar dagen kunnen we een beetje in fietsen. Door grote druivenvelden over een licht
glooiende weg. Het gaat redelijk makkelijk. Doordat we zo vroeg in het jaar zijn hebben we
problemen met het vinden van campings. De meesten zijn nog gesloten.
Bij Albine was ook een gesloten camping. In de omgeving van de camping was geen
bewoning dus we gingen er toch staan. Het was een terassencamping tegen een berg aan. Wij
zetten helemaal boven de tent neer zodat we een mooi uitzicht over het dal hadden. Het water
was nog afgesloten. Voor onze behoeft liepen we een stuk het bos in.
De weg naar Andorra was versperd met twee collen. De eerste was de Col de Chioula (1431
m). Tijdens de beklimmening van de berg werd het ontzettend warm. Meer dan 30°C.
Normaal gesproken valt dat wel mee maar we waren nog helemaal niets gewend. De
zonnebrand liep heel langzaam op stroompjes zweet van ons lichaam. Na 300 meter stijgen
moesten we even uitrusten in de schaduw. We hadden vanmorgen er aan gedacht om alle
bidons bij te vullen. Dat water hadden we hard nodig. Later op de dag zou dat wel anders
worden.
We gingen nu het bos in waar de temperatuur een stuk aangenamer was. De zon speelde
ondertussen verstoppertje achter de wolken. Zijn verstopplaats werd steeds beter. Tot hij
helemaal niet meer te voorschijn kwam. Boven op de col begon het te regenen. Erg vervelend
als je nog een afdaling moet maken.
Er stond ook een informatie bord waar de hotels en restaurant in het dal lagen. In de plaats Ax
les Thermes, waar we wilden overnachten, zou volgens ons gidsje een camping moeten zijn.
Volgens dit bord niet. Wel een stukje voor Ax, in Sorgeat. Daar zouden we langs komen in de
afdaling van de col. We namen niet het risico om eerst naar Ax te gaan, daar er achter te
komen dat er echt geen camping was, en dan terug de berg op rijden naar Sorgeat.
Het was de bedoeling om in Ax een rustdag te gaan houden. Omdat het een grote stad was
konden we ons daar wel vermaken. Dat feest ging niet door. We gingen naar Sorgeat. Een
klein gehucht op de berg maar met een geweldig mooi uitzicht op de bergen richting Andorra (73 kb).
De gehele rustdag heb ik niets gedaan. Alleen maar genoten van alles wat er om ons heen te
zien was. De weg naar Andorra zouden we ook moeten zien maar we konden hem niet
ontdekken.
Vrijdag 30 mei.
Vandaag gaan we naar Andorra. Het tweede en laatste obstakel dat we nu nog tegen komen is de Port d'Envalira (2407 m). Voor Marijcke is dat de hoogste berg die ze ooit beklommen heeft.
De dag begon met nog een stukje afdaling naar Ax les Thermes. Daar staken we het smalle dal
over en begon de pret. Eerst een fikse klim door het bos om het dal uit te komen. Daarna
volgende de weg langzaam stijgend een lange vallei. Om hoogte te winnen moesten we af en
toe flink klimmen met veel haarspeld bochten. Het uitzicht achterom werd steeds
indrukwekkender.
Na 40 kilometer waren we in Pas de Casa. Dit is een verschrikkelijk wintersport dorp met velen
restaurants en skiliften. Hier was ook de grens met Andorra. Even een stempeltje in ons
paspoort gehaald als bewijs dat we er echt geweest zijn. Van hier uit zagen we ook al de top
van de pas. Dit was een ontzettende domper want de weg leek wel recht omhoog te gaan. Dat
zou nog een flinke martelgang worden. Nog even wat eten voor de energie en op weg naar de
Port.
Eenmaal op de weg naar boven viel het wel mee met de steilte. De weg liep natuurlijk niet
vlak, maar er viel best te rijden. Even het verstand op nul en een beetje op de tanden bijten en
ik was boven. Na 10 minuten was ook Marijcke op de top. Het publiek dat haar enthousiast op
stond te wachten bestond uit één persoon. Ik. Ik was dan ook erg trots op haar. Voor iemand
die vroeger een hekel had om in de bergen te rijden had ze het geweldig gedaan. In plaats van
lopend naast d'r fiets in Italië stond ze nu op de Port d'Envalira van ruim 2400 meter hoog. Er
lag zelfs nog sneeuw. We hebben even een rondje gelopen om van het uitzicht te genieten.
Nadat we wat gedronken en gegeten hadden begonnen we aan de afdaling. Het was hier nog
zo warm dat het nog in ons T-shirt kon.
Eèn van de criteria waar een vakantiebestemming voor ons aan moet voldoen is dat het er
mooi weer is. Daarom zijn we nog nooit in bijvoorbeeld Ierland of Noorwegen geweest. Bij de
gedachte aan Zuid-Frankrijk reed ik heerlijk rond in een dun hemd helemaal ingesmeerd in de
zonnebrand met een verantwoordelijk hoge factor. Dat bepaalde landen achteraf niet altijd aan
de criteria voldeden bleek uit de volgende dagen.
We waren Andorra alweer uitgereden. Het is ook zo klein. Overal waren mensen aan het werk.
Of het nou aan de weg was of in het dorp dat maakte niet uit. Heel Andorra kreeg een opknap
beurt. Vervolgens reden we een klein stukje door Spanje. Om Spanje te verlaten moesten we
een berg over; Mont Louis (1613 m). Natuurlijk haalden we die met gemak. Vergeleken met de
Port was dit een makkie. Maar zo warm als het op de Port was zo koud en guur was het boven
op Louis. In de afdaling begon het ook nog eens flink te regenen en te onweren. Kletsnat en
ijskoud kwamen we van de berg af. In het dal klaarde het al snel weer op. Tegen de tijd dat we
de tent gingen opzetten in Sirach was het weer droog en scheen de zon. Dit was helaas slechts
tijdelijk.
De volgende dag is er èèn van de angstigste uit onze fiets carrière. Bij het opbreken van de tent
was het nog droog, maar al na een paar kilometer begon het te spatten. Vandaag ging de route
door bergachtig en bijna onbewoond gebied. Al snel veranderde de motregen in een plensbui
waar geen eind meer aan kwam. De gehele dag heeft het aan èèn stuk door geregend. Dan
weer eens zacht, maar even later gingen de sluizen weer volledig open. In Estagel hebben we
in een parkeergarage onze lunch opgegeten. Hier waren we al geheel doorweekt. De
regenjassen lieten vrij veel water door. Maar we moesten verder. De weg ging bergje op en
bergje weer af zodat we niet lekker door konden rijden. Er vormde zich modderstroompjes op
de weg. Op sommige plekken stond de weg geheel onder water. Bij een klein dorpje waar we
door gingen waren de straten veranderd in kolkende rivieren. Het water kwam tot aan de
fietstassen. De mensen vonden het vrij amusant dat wij hier aan het fietsen waren. In de
deurpost stonden ze naar ons te kijken. Ze leken het wel niet vreemd te vinden dat er zoveel
water door de straten stroomde. Ik vond het anders best eng. Gelukkig waren er geen kuilen of
open staande putten in de weg. Verderop ging de weg door een nauwe kloof. Kleine steentjes
vielen voor ons op de weg. Op enkele plekken lagen er zelfs flinke rotsstukken op de weg. Je
leest wel eens in de krant over aardverschuivingen bij noodweer. Hier zaten wij dus in het
noodweer tussen de bergen. Ik voelde me als in een vliegtuig waar je de vleugel heel langzaam
ziet afbreken.
We reden door grote modderstromen en tussen de keien door. Dit was èèn van de weinige
keren dat ik wenste dat ik thuis voor de kachel zat. ik maakte me ook nog druk om onze
spullen die in de tassen zaten. Alles zat wel in plastic tassen maar het zou erg vervelend zijn als
bijvoorbeeld de slaapzakken doornat zouden zijn.
Zonder kleerscheuren maar klets en klets nat kwamen we in een dorpje aan. Het water kon ik
gewoon uit mijn mouwen hozen. Bij een hotelletje zijn we gestopt om te vragen of er nog plek
was. Ze zeiden dat ze gesloten waren omdat het zondag was. Daar had ik nog nooit van
gehoord. Een hotel dat op zondag gesloten was. Wat moet er dan gebeuren als je op zaterdag
aankomt en je wilt een paar dagen blijven. Moet je er dan op zondag even uit en op maandag
weer terug komen.
Ze zeiden dat er verderop op een kruising ook en hotel was. Die was ook op zondag geopend.
Het bleek te kloppen. Nadat we alle natte kleren hadden uitgehangen zijn we in het
bijbehorende restaurant gaan eten. Met een lekker wijntje erbij om te proosten op de goede
afloop. De fietstassen bleken wel waterdicht te zijn. Alle spullen waren nog kurkdroog.
Via de Camargue, waar we natuurlijk flamingo's hebben gezien, zijn we terechtgekomen in
Arles. Hier moesten we een rustdag houden om het culturele gehalte van de vakantie een
beetje op te hogen. Bij de Nederlanders is Arles bekent geworden doordat Vincent van Gogh
hier een periode heeft gewoond. Van februari 1888 tot mei 1889 heft hij verschillende
schilderijen in de omgeving van Arles gemaakt. In 1944 werd zijn huis waar hij woonde
verwoest.
Het bekendste gebouw van Arles is het Amfitheater dat stamt uit de eerste eeuw voor
Christus. Op de camping even buiten Arles stonden nog een paar mensen die met de fiets aan
het rondtrekken waren. Een man alleen op een ligfiets en nog een jongen uit België ook alleen.
Met beiden hebben we enkele ervaringen gedeeld. De man met de ligfiets was al over de Mont
Ventoux geweest. Hij vertelde dat het erg zwaar was en dat hij onderweg had moeten braken.
Toen wij vertelde dat we er met bagage en al over gingen twijfelde hij of we dat wel zouden
halen. Hij had zelf namenlijk zijn bagage in het dorp onder de berg gelaten en was met een
kale fiets omhoog gegaan.
De Belg had hetzelfde gedaan. Ook zonder bagage de Mont Ventoux op. Hij had het alleen erg
koud gehad. Met muts op en handschoenen aan had hij de berg beklommen. Er stond ons dus
nog heel wat te wachten.
Het vertrek uit Arles ging vergezeld met een stevige regenbui. Op de camping waren we de
fietsende Belg nog tegen. Hij vroeg ons verwonderd of we gingen fietsen. We moesten wel.
Anders zouden we de bus die ons terug naar Amsterdam zou brengen niet halen. Of we
moesten de route aanpassen. Daar hadden we geen zin in. Er zat niets anders op dan te gaan
fietsen met een vooruitzicht op alleen maar regen. De Belg bleef tot het droog zou worden. Hij
kon niet veel anders want hij had geen regenjas bij zich. Hij dacht ik zit in Zuid-Frankrijk en
daar regent het nooit. Dat dachten wij ook maar we waren nog wel zo slim geweest om een
regenjas mee te nemen. Niet dat we er erg veel aan gehad hebben maar het is nog altijd dan
zonder te gaan fietsen.
We voelden ons als een onderzeeër. Dat er zoveel water uit de lucht kon vallen. En dat het ook
in druppels gebeurt en niet in straaltjes. Dan had je er nog een beetje tussendoor kunnen
rijden. Ik denk dat een natuurkundige me wel een goede reden hiervoor kan geven.
Na ongeveer 10 kilometer gaven de regenjassen het op om waterdicht te zijn. De regen sloeg er
doorheen alsof het nooit waterdicht was geweest. Zolang je blijft fietsen is het niet zo erg maar
als je afstapt en je gaat lopen dan is het net of je in een sloot bent gevallen. Alles plakt en voelt
vies. Het is dus zaak om zo veel mogelijk te blijven fietsen. Alleen stoppen om iets te eten. In
Salon du Provence zijn we langs het huis van Nostradamus gereden. We dorsten niet naar
binnen te gaan omdat ze na ons bezoek het hele huis konden dweilen. Zou hij deze regenbui
ook voorspeld hebben of voorspelde hij alleen wereldse zaken, zoals de vergaan van dit
bolletje.
Genieten van de omgeving is er ook niet bij. Alles is gehuld in een grauwe waas. Het enige
waar je nog aan kan denken is de droge plek waar je 's avond weer warm wordt. Op de fiets is
het enige wat ik nog kan doen is tellen. Ik heb al zoveel kilometer gefietst. In totaal is het
zoveel dus dan moet ik nog, zoveel minus zoveel. Genoeg om nog natter te worden.
Alsof het nog niet erg genoeg was om kletsnat te worden in een plensbui ter grote van heel
Nederland kreeg Marijcke een lekke band. Ze kan er natuurlijk niks an doen maar vervelend is
het wel. We waren net langs een schuur gereden. Daar zijn we heen gelopen om in ieder geval
droog te staan. Dit zijn de momenten dat ik het idee heb dat ik op de proef word gesteld. Zo
van we zorgen even voor een lekke band en dan kijken hoe ze het oplossen. Van bovenaf
worden we gade geslagen door een jury. En als ze het goed doen mogen ze door naar de
volgende ronde.
Het bleek geen gewone lekke band te zijn. Tenminste de band was wel gewoon lek maar de
oorzaak zat hem in de buitenband. Deze was doorgesleten waardoor de binnenband naar
buiten puilde. Waarschijnlijk was de reden hiervan dat de remblokjes tijdens het remmen
contact maakten met de buitenband. De remblokjes zijn natuurlijk harder dus de buitenband
moest het onderspit delven met alle gevolgen van dien. Om dit probleem op te lossen heb ik
een stukje canvas, dat in het bandenplak doosje zit, tussen de binnen- en de buitenband
geklemd. Erg geweldig hielp dit niet, maar een andere oplossing had ik niet. We hadden geen
reserve buitenbanden bij ons. De band heb ik heel zachtjes opgepompt en zo zijn we
voorzichtig doorgefietst. In het zicht van de haven, in dit geval Aix en Provence, hield de
profesorrische oplossing er mee op. Weer een lekke band. Ik denk dat de jury van boven
vonden dat we het goed hadden gedaan, want honderd meter verderop bevond zich een grote
fietsenwinkel.
Nieuwe buitenband gekocht, snel d'r omheen gelegd en opzoek naar een warm hotel waar we onze kleren kunnen drogen. Na even zoeken vonden we een èèn sterren hotel dat redelijk betaalbaar was.
Dit soort dagen blijven je de rest van je leven bij. Deze verhalen maken de meeste indruk op
verjaardagen, al verklaren de meeste mensen je gek. Die zitten liever drie weken op het strand
in Spanje. Dat vinden hun genieten van het leven. Ik geniet liever van het echte leven. Hoe
groter de tegenslagen hoe meer je de kleine geneugten gaat zien en leren waarderen. Dat wil
natuurlijk niet zeggen dat ik niet graag in de zon rij. Maar wil je mooie dingen zien dan moet je
ook de minder prettige situaties accepteren.
Vanuit Villeneuve maakten we een dagtochtje naar Monaco. De dag dat we eigenlijk wilden
gaan vond de triatlon van Nice plaats en was de gehele weg afgesloten. De dag hebben we op
het strand doorgebracht. Tenminste tot ongeveer twee uur. De zon begon wel erg te branden.
Op de camping hebben we een beetje schaduw gezocht en daar nog lekker in gelegen.
Na deze verlichte rustdag zijn we op weg gegaan naar Monaco. De weg ging in zijn geheel
langs de kust. Af en toe was het best wel krap. Er zijn natuurlijk altijd automobilisten die nog
even snel een fietser willen inhalen vlak voor een tegenligger, met als gevolg dat je de berm
wordt ingedrukt.
In Monaco aangekomen hebben we onze fietsen bij de haven aan een hek vastgemaakt.
Tussen alle jachten zouden ze waarschijnlijk wel veilig zijn. Via een flink aantal trappen zijn
we naar het Koninklijk Paleis gelopen. Daar werd weer eens een aantal wachten gewisseld om
de toeristen bezig te houden. Omdat we er toch waren zijn we ook even blijven kijken. Echt
boeiend kan het maar niet worden.
Voordat we naar het Musée Océonographique zijn gegaan hebben we eerst een bezoek
gebracht aan de Cathedrale. Hier liggen de graven van de prinselijke familie met natuurlijk
Grace Kelly.
Normaal ben ik niet zo dol op musea maar deze was best okee. Er was o.a. een afdeling waarin
de geschiedenis van het diepzeeduiken werd beschreven. Ergens anders waren allemaal
vreemde vissen op sterk water. Het leukste waren de aquariums. Om een zo geschikt
mogelijke omgeving voor de visjes te creëren werd er water vanuit zee omhoog gepompt naar
de bakken. De vissen leven dus eigenlijk in het verlengde van de zee, alleen in een bak. Het
leefklimaat was zelfs zo goed dat er koraal groeide.
Laat in de middag hebben we nog even een bezoek gebracht aan het wereldberoemde casino.
we moesten de gehele stad doorkruizen om er te komen. We mochten wel naar binnen op
voorwaarde dat we al onze spullen inleverde. De speelzaal kwam je dan nog steeds niet in.
Daarvoor moest je in het pak zijn en een flink bedrag neertellen. Beiden hadden we niet zodat
wij slecht mochten genieten van de ontvangsthal.
Op de terugweg maakte ik nog een benauwd moment door. Ik was lekker aan het fietsen.
Vrolijk aan het rondkijken en genieten van de uitzichten. Opeens wordt ik ingehaald door een
bus. Niks aan de hand, we worden wel vaker ingehaald. Dat hoort er nou eenmaal bij als je op
een openbare weg rijd. Maar deze bus vond het nodig om tijdens het inhalen opeens naar
rechts uit te wijken. En daar reed ik dus. Klem tussen de stoep van ongeveer 30 centimeter
hoog en een op mij afkomende bus. Ik kon niet de stoep op want die was veel te hoog. Ik kon
ook niet remmen want ik had mijn stuur bij mijn 'bare-ends' vast. Bang om te gaan slingeren
dorst ik niet over te pakken. Mijn leven, of slechts een klein gedeelte daarvan, flitste voorbij.
De flits bleef hangen op het moment dat ik nog fietsten op een fiets met terugtrap rem. Wat
ging ik dus doen, ook terugtrappen. Veel zin had dat natuurlijk niet, er gebeurde niets. De bus
was zo dichtbij gekomen dat hij contact maakten met mijn stuur. Ik wrong me nog een stukje
naar de stoep toe, mijn rechter trapper omhoog zodat ik extra dicht langs het randje kon rijden.
Dit alles gebeurde in ongeveer twee seconden. Voordat ik het wist was het voorbij en reed de
bus voor me alsof er nooit een levensgevaarlijke situatie was geweest. Wat er dan met je
lichaam gebeurt is heel raar. Eerst ben je ongelofelijk kwaad. Ik wilde achter die bus aan gaan
om de chauffeur er uit te trekken. Maar later kwam er een ontzettende kalmte tot me. Ik was
geheel ontspannen en blij dat ik het nog kon navertellen. Marijcke, die achter me reed, zag het
allemaal gebeuren. Doordat ze niets kon doen was ze nog meer geschrokken dan ik.
Na een paar dagen aan de kust te hebben gereden zijn we nu eer de bergen in gegaan. Het
werd ook wel saai. Steeds dat vlakke. Ik wist niet eens meer hoe ik moest schakelen. Via de
parfumstad Grasse zijn we richting de Gorges du Verdon gegaan. Dit verschijnsel wordt ook
wel de Grand Canyon van Europa genoemd. Voordat we bij de Gorges zouden aankomen
moesten we eerst nog een nachtje slapen. Comps sur Artuby leek ons wel een mooi plekje.
Daar aangekomen hadden we de camping snel gevonden. Er was alleen iets vreemds aan de
hand. We konden niemand vinden die bij de camping hoorde. Er stond wel een huis bij waar
we op alle bellen gedrukt hebben die we konden vinden. Dat was er slecht èèn maar niemand
reageerde. Nog even om het huis lopen leverde ook al geen contact op. Op een vervallen tentje
na was de camping ook leeg. We begonnen ons een beetje af te vragen of dit überhaupt wel
een camping was en niet gewoon een weiland waar wat kinderen een tentje hadden neergezet.
Het onderzoek van een schuur bij het weiland bewees dat het wel degelijk een camping moest
zijn. Er zaten namenlijk toiletten en wastafels in. Wat kan ons hier nou gebeuren dachten we
en we hebben de tent gewoon opgezet. We waren nog seconde klaar of er kwam een auto het
terrein oprijden. Het was de eigenaar. Natuurlijk was het prima dat we hier gingen staan. We
moesten ons alleen even inschrijven en dan zou hij gelijk de douches laten zien. Geen enkel
probleem dus.
Later op de avond kwam de eigenaar van het vervallen tentje. Het bleek een Amerikaan te zijn
op de fiets. Hij was reisleider van fietsgroepen. Hij had een paar dagen vrij en de gelegenheid
aangepakt om de Gorges te verkennen. Hij vond het erg mooi maar er moest nog wel flink
geklommen worden. Als opwarmertje voor de Mont Ventoux konden we dat best gebruiken.
In 1905 is de Gorge pas bekent geworden bij het grote publiek. Hiervoor wist alleen de
plaatselijke bevolking af van het bestaan hiervan. De Gorge is ontstaan door de rivier de
Verdon. Deze heeft in miljoenen jaren tijd zijn weg door een kalksteenlandschap uitgesleten.
De wanden zijn tot 700 meter hoog. De breedte loopt uiteen van 200 tot 1500 meter. De Gorge
eindigt bij Lac de Ste.-Croix.
Rustig klimmend door het bos bereikten we het eerste uitzicht punt, Balcons de la Mescla. Je
staat hier in een bocht van de kloof. Je kan dus een stuk naar links en naar recht kijken. Je
krijgt hier een heel goed idee van hoe groot en hoog de rotswanden zijn.
De brug over de rivier de Artuby was op zich al een attractie. Een paar honderd meter boven
de rivier fiets je over een hele grote hangbrug. Jammer genoeg waren er geen mensen aan het
'bungee-jumpen'. Dat had hier prima gekund. De rest van de route, tot aan het Lac, fiets je
vlak langs de Gorge. Op het einde zat nog wel een venijnige klim. Het was ondertussen al een
beetje begonnen met regenen wat nooit gezond voor het humeur is. We hadden deze vakantie
al genoeg regen gehad voor de rest van het jaar.
Zaterdag 14 juni. Vandaag moet het gebeuren. We gaan de Mont Ventoux (1909 m)
bedwingen. Gister spraken we nog een Belgisch stel met een tandem die Hem hadden
beklommen. De vrouw vond het een fijne berg. Ze waren dan ook erg getraind. Ze reden per
dag tussen de 180 en 200 kilometer. Ze sliepen dan wel in hotels en gingen uit eten.
We hebben overnacht in het dorpje Sault. Dat ligt bijna 30 kilometer van de top. Vanavond
zou ook onze bus weer vertrekken naar Amsterdam. We waren verplicht over de berg te
komen. In het aller slechtste geval konden we een stukje terug rijden en dan om de berg heen.
Maar dan zouden we ons thuis niet meer durven vertonen. We gingen het gewoon proberen.
Even na achten zaten we al op de fiets. Het was redelijk fris en er was geen spoortje van de
zon te bekennen. Vanuit Sault ging het eerst naar beneden door het dal. Konden de spieren
een beetje warm worden. Al snel werd het steiler. Via velen bochten klommen we door het
bos. Druppels dauw vielen uit de bomen. Af en toe kwam er al een mist vlaag voorbij. Een
man van middelbare leeftijd was ook bezig met de beklimming. Waar wij hem tegenkwamen,
na ongeveer tien kilometer, reed hij al in zijn allerkleinste versnelling. Hij slingerde ook nog
eens over de hele weg. De weersverwachting had hij waarschijnlijk niet naar gekeken. Hij had
een
T-shirt aan en korte broek. Er was geen tas te bekennen een regenjas of een warme broek in zat. Hopenlijk staat er bovenop de berg iemand op hem te wachten met iets droogs en warm.
De laatste zes kilometers waren een kleine ramp. Het bos hadden we verlaten en wat er dan
overblijft is een kale ontzettend gure vlakte. Natuurlijk hadden we wind tegen. De weg werd
ontzettend steil. In het laatste stuk zitten helaas geen haarspeld bochten meer.
Heel in de verte kreeg ik twee fietsers in mijn vizier. Na verloop van tijd bleek ik heel langzaam dichterbij te komen. Ik kon zelfs zien dat het (manlijke) wielrenners waren. "Die moet ik inhalen" was alles waar ik nog aan kon denken. Met het restje reserve energie dat ik nog had zette ik een soort van eindspurt in. Mijn kilometer teller gaf aan wat mijn ademhaling bevestigde. In plaats van 10 k/u ging ik nu 11 km/u. Wat een versnelling. Deze versnelling moest ik bekopen met vreselijk gehijg. Maar ik kwam iets sneller dichterbij. Op een paar honderd meter van de top zat ik in hun wiel. Ze keken verschrikt achterom.
"We hebben een hijger achter ons aan" moeten ze in eerste instantie gedacht hebben. Ik zag de angst in hun ogen toen ze bemerkte dat ze werden ingehaald door een fietser met bagage.
"Als onze vrouwen dit maar niet zien" zeiden ze tegen elkaar.
"Erop en d'r over" dacht ik.
Even laten zien dat ik met bagage harder een berg op kan dan twee wielrenners zonder bagage.
Het slaat natuurlijk nergens op. Voor deze prestatie kom ik niet in de krant en ik krijg er ook
geen beker voor. Waarom ik het gedaan heb weet ik niet. Het gebeurt wel vaker dat als ik
iemand voor me zie fietsen ik hem in moet halen. Waarschijnlijk is het een primitieve oerdrift.
Nu ik ze ingehaald had moest ik dit tempo nog even volhouden tot boven. Nog èèn scherpe
bocht naar rechts en ik was er. Bovenop de Mont Ventoux. De huldiging kon beginnen. Alleen
was er geen podium en waren er geen gillende mensen. Ik stond alleen met nog een paar
fietsers die van de andere kant kwamen aangereden. De twee wielrenners die ik had ingehaald
dorsten me niet aan te kijken. Ik denk dat ze snel naar huis gingen om hun fiets te verkopen.
Na even gewacht te hebben onder een afdakje uit de wind kwam ook Marijcke boven. We
konden elkaar feliciteren met het behalen van alweer een grote top.
Om een beetje op temperatuur te komen gingen we even wat drinken in het restaurantje net
onder het hoogste punt. Het was er gezellig ingericht. Er hingen allemaal foto's van bekende
wielrenners. Bekende wielrenners van voor mijn tijd. Ze hadden nog geen kleuren.
Ik had ergens gelezen dat je erg hard van de Mont Ventoux af kunt racen. Dit zou dus de grote kans worden om mijn snelheidsrecord te verbreken. De omstandigheden waren niet optimaal. Harde wind, mist en een nat wegdek. Ik had geen zin om hard te gaan vallen. Veel risico ging ik niet nemen.
Het eerste stukje ging ontzettend steil naar beneden maar de weg was van een soort
kinderhoofdjes. Als je maar een klein beetje hard ging trilde het stuur uit je handen. Later werd
het gewoon asfalt.
We kwamen links de bocht om. Hier zag ik de perfecte weg voor me om een poging te wagen.
Een rechte stuk weg waar je alles goed kon over zien. Geen auto's voor me en ook geen
tegenliggers. Hier moest het gebeuren. Remmen los, neus plat op het stuur en met mijn lijf
proberen de druppelvorm aan te nemen. Die schijnt het meest gestroomlijnd te zijn. Het ging
ontzettend hard. De tranen waaide uit mijn ogen. In mij oren leek zich wel een opwarmende
straaljager te bevinden. Het was slechts de wind. Opeens zag ik een wit spook voor me
opdoemen. Het zicht beperkte zich tot zo'n vijf meter. Als er nu plotseling een bocht zou
komen was ik reddeloos verloren. Even kijken of mijn remmen het nog deden. Het cantilever
was nog steeds sterker dan de zwaartekracht en mijn snelheid liep snel terug.
De poging was mislukt. 74.7 km/u stond er op het schermpje van mijn teller, en die liegt niet. Ik vrees dat het nooit meer zal lukken. Of ik moet een week de tijd nemen om boven aan de berg de ideale weersomstandigheden af te wachten en dan met een racefiets naar beneden gaan. Maar zo belangrijk is het ook weer niet. Ik ga liever een weekje lekker rondfietsen.
Al vroeg in de middag waren we aangekomen in Suze La Rousse. Op het dorpspleintje
hebben we lekker in de zon op de bus gewacht. De vakantie zat er weer op.