Met de slaapfietsbus zijn we naar Irun gereden. Dit is de meest geweldige manier van reizen.
Je stapt 's middags in de bus en rond een uur of elf wordt de bus verbouwd. Van de
zitplaatsen worden dan stapelbedden gemaakt, zodat je kan gaan slapen. De volgende morgen
word je wakker op de plaats van bestemming, en kan de tocht uitgerust beginnen.
Net zoals vorig jaar liep het in het begin een beetje tegen. We waren van plan om eerst een
camping op te zoeken. Volgens de kaart moest er één zijn in de nabije omgeving van Irun.
Maar toen wij uit de bus kwamen was het nog donker en konden we ons erg slecht oriënteren.
Het was net zoiets als een dropping in het bos wat vroeger op schoolreisjes nog weleens
gebeurde. Na wat heen en weer te zijn gereden in het stadje vonden we toch een uitweg. We
konden gaan beginnen.
Helaas was er op de plek waar de camping moest zijn geen camping. Nadat we even op de
kaart gekeken hadden besloten we om gewoon maar verder te rijden. We zouden wel zien wat
we tegenkwamen. Wat we voornamelijk tegen kwamen was een berg waar we overheen
moesten. Dat viel toch wel een beetje tegen na een busreis van 24 uur. En er kwam geen eind
aan. Halverwege (dat wisten we toen nog niet) zijn we even in het gras gaan liggen. Spontaan
vielen mijn ogen dicht. Ik had waarschijnlijk toch niet zo heel erg goed geslapen in de bus.
Van het geluid van een busje dat de berg op kroop werden we weer wakker. Het werd al laat
en we moesten nog een slaapplek vinden. Boven op de berg moest volgens de kaart een
jeugdherberg zijn. Dus vol goede moed en met de gedachte aan een zacht bed gingen we weer
verder.
In het dorp aangekomen konden we de herberg niet vinden. Wij ons Nederlands/Spaans woordenboekje erbij gezocht en aan iemand vragen of die wist waar de herberg was. Van vragen kwam niet veel terecht, maar van aanwijzen des te meer. Gelukkig snapte de persoon wat we bedoelden en wist ze ook nog waar het was. We stonden er namelijk pal voor. Wat een flater. We hebben wel lekker geslapen die nacht.
Het probleem van een camping vinden zou ons de rest van de vakantie nog als een
aanhangwagen blijven achtervolgen.
Een bekend beeld van Spanje zijn de molens bij Consuegra. Daar moesten wij dus ook heen.
Zo gezegd zo gedaan. Gewoon maar door blijven trappen en af en toe de goede weg in gaan
en dan moet je er komen. Deze keer werkte dit principe ook weer perfect. Van 30 kilometer
afstand konden we de heuvel met daarop de molens al zien. De weg erheen was ook 30
kilometer en er zat geen bochtje in. Het is natuurlijk gezichtsbedrog, maar het lijkt net of de
molens geen meter dichterbij komen. Toch zijn we er gekomen. Snel op zoek naar de camping
om dan de molens van dichtbij te bekijken. Al snel bleek dat er geen camping was. Wat nu. Er
was ook geen jeugdherberg zoals de vorige keer. Er stond alleen een hotel aan de kant van de
weg. Wij daar toch maar naar binnen gegaan om te vragen wat een overnachting kostten. Dat
bleek dus erg veel te zijn. Zoveel zelfs dat wij van dat bedrag een week moesten leven. Dat
werd dus een alternatief zoeken. Nu was ik vroeger ook een keer met mijn ouders in
Noorwegen geweest waar je wild mocht kamperen. Dat leek mij erg spannend. Middenin de
natuur je tentje opzetten, wat een avontuur. Niet dat we het ooit gedaan hebben, want mijn
ouders vonden het te eng. Ze dachten dat je de gekste dingen kan overkomen. Ze namen wel
steeds een voorraad water mee voor het geval we niets anders konden. Nu had ik eindelijk de
kans om wild te gaan kamperen. Alleen zo romantisch als het me toen leek zo eng vond ik het
nu. We moesten eerst een plekje vinden, maar overal werden gewassen verbouwd. Na een
tijdje zoeken vonden we een plekje. Het was een stuk van de weg af achter een hoop met
stenen. Een paar honderd meter verderop stond wel een huis en om op het plekje te komen
moesten we door een akker lopen. We hadden geen zin om door een wilde boer van het land
te worden gejaagd en gaan vragen of we er onze tent mochten opzetten dorsten we ook niet.
We hebben besloten om te wachten tot het donker werd, dan konden we stiekem door de
akker lopen en voorzichtig de tent opzetten. De rest van de dag hebben we op de heuvel
gezeten, naast de molens. Het was erg warm en op een moment zagen we een magere man op
een paard voorbij gaan, met naast zich een dik mannetje op een ezel. Waarschijnlijk trokken
zij ten strijde tegen het onrecht.
Tegen de tijd dat het begon te schemeren zijn we naar beneden gegaan, naar ons slaapplekje.
Heel voorzichtig slopen we door de akker. We hebben alleen de binnen tent opgezet, zodat we
de volgende ochtend weer snel weg konden. U kunt zich wel voorstellen dat ik niet echt lekker
heb geslapen. Bij ieder geluidje dat ik hoorde verwachtte ik een wilde boer te zien met een
dubbelloops jachtgeweer.
Wat we niet verwacht hadden in Spanje was dat het er zou kunnen regenen. We waren er midden in de zomer en dachten het blijft wel droog. Dus met het uitkiezen van een plekje voor de tent waren we niet zo kieskeurig. Maar tot drie keer toe ging het 's nachts wel regenen. En niet zo'n klein beetje ook. Het leken wel tropische regenbuien. Het is wel toevallig, maar steeds hadden wij onze tent in een kuil gezet zodat het water zo het tentje in stroomde en wij konden dweilen. In één geval vonden we zelfs een pad in de tent. Niet een kleintje, maar een hele grote. Het leek wel een snottebel van twee kilo. Hij was met geen mogelijkheid uit de tent te krijgen. Het is ons toch gelukt door te gaan dreigen dat als hij niet snel wegging we soep van hem zouden koken. Hij wist toch niet dat ik vegetarisch ben en daarom geen vlees eet en zeker geen paddesoep.
Wij hebben wel weer geleerd dat je zelfs in droge landen je goed moet kijken waar je de tent
neerzet.
Na 1500 kilometer te hebben gefietst kwam ik er achter dat de achterbanden waren versleten.
Ik had dat beter nooit kunnen zien, want we kregen gelijk een aantal lekke banden. Op de eerst
volgende rustdag kwam ik op het goede idee om de achterbanden met de voorbanden te
verwisselen. Het was wel een vervelend werkje, maar we zouden dan waarschijnlijk het
eindpunt wel halen.
Met mijn twee linkerhanden ben ik aan de gang gegaan. Na een uurtje was het me gelukt. Het
viel best nog wel mee. Om alles weer uit te testen besloten we om 's middags een rondje te
gaan fietsen. Het was lekker weer en we zaten in een mooie omgeving vlak bij een meertje. Het
leven was weer goed voor ons. Na een paar kilometer kwam er een bordje waarop stond dat er
een helling aankwam van 10% naar beneden. Ik kreeg dus gelijk een hartslagverhoging en de
adrenaline gierde door mijn bloed. Dit zou een mooie kans worden om mijn snelheidsrecord te
gaan verbreken. Een mooie rechte weg steil naar beneden. Dit moest het worden. Dus weer
plat op het stuur en naar beneden. Wat een snelheid. Het leek wel of ik werd geduwd door een
auto. De tranen vlogen in mijn ogen. Niet van emotie, maar van de wind. Zoals aan alles wat
leuk is een eind komt, kwam ik ook weer beneden waar ik snel afremde om te kijken hoe hard
ik was gegaan. Ik kon mijn ogen niet geloven. 80 Kilometer per uur!!! Wauw. Weer eenmaal
een beetje bijgekomen kijk ik achterom waar mijn vriendin blijft. Ik zie haar niet naar beneden
sjezen, maar ze staat halverwege de berg stil hevig te zwaaien. Ik vraag me af wat er gebeurd
kan zijn en ga weer omhoog. Ze zal waarschijnlijk een konijntje hebben gezien. Omhoog gaat
dankzij de zwaartekracht een stuk zwaarder dan omlaag. Toch vreemd dat iets wat je niet kan
zien je zo tegen kan werken, of mee werken als je naar beneden gaat. Bij mijn vriendin
aangekomen zie ik al snel wat er aan de hand is. Ze heeft een platte voorband. Ze vertelde dat
ze over een steentje reed, en dat de band in een knal plat was. Wonder boven wonder kon ze
nog afremmen zonder onderuit of over de kop te gaan. Op haar kilometerteller stond 73 km/u.
Dit had dus heel slecht kunnen aflopen.
Ik besloot gelijk om naar het dichts bij zijnde dorpje te gaan om een fietsenwinkel te zoeken
voor nieuwe banden. Toch wel een beetje geschrokken hebben we de rest van de vakantie erg
rustig aan gedaan.
Bij Sacedon kwamen we in een rare situatie terecht. In het dorpje zou een jeugdherberg
moeten zijn. Het was nogal vroeg toen wij daar aankwamen, dus zijn we eerst op zoek gegaan
naar wat te eten. Voor het dorpje was nog een pittige afdaling. We kwamen dan ook erg hard
het dorpje binnen gereden. Vlak bij het dorp was ook nog een meer waar wat caravans
stonden. Het weer begon een beetje te betrekken, maar daar hoefden we ons niet druk om te
maken, want wij zouden onder een stevig dak slapen. Nadat het eten ons gesmaakt had
moesten we op zoek gaan naar de herberg. Aan wat mensen op een bankje gevraagd waar de
herberg was. Dat wisten ze wel. Hij was alleen niet in het dorpje, maar boven op de berg vlak
voor het dorpje. Dat was dus de berg waar we net daarvoor af kwamen racen. Mochten we
weer fijn omhoog. Eenmaal weer boven aangekomen was het er erg druk met allemaal
rondrennende kinderen. We kregen van de eigenaar dan ook te horen dat de herberg vol zat.
Een school had het hele gebouw afgehuurd. Waren we en voor niks weer omhoog gereden en
we hadden geen dak boven ons hoofd. Tot overmaat van ramp begon het ook nog te regenen.
Wij dus maar weer naar beneden. De enige plek waar we onze tent neer konden zetten was bij
het meertje. Het begon ook nog eens te onweren en het enige vlakke en hoog gelegen plekje
bij het meer lag onder een boom. Alleen maar denkend aan een hoog plekje hebben we de tent
in een sneltrein vaart opgezet en zijn we gaan slapen.
Dagboekfragment:
"We hebben ook een biologische verklaring gevonden waarom zweet stinkt. Namelijk deze:
we drinken heel veel maar we plassen heel weinig. We zweten wel heel veel dus het zweet
moet wel urine zijn. En dat stinkt dus. Hiervoor krijgen we vast wel de Nobelprijs in de
biologie".
De volgende morgen waren we al weer vroeg op weg. Op een gegeven moment werden we
geroepen door twee jongens die aan de kant van de weg zaten. Een beetje ongerust vroegen
wij ons af wat ze moesten. We zijn toch maar gestopt. Het bleek dat ze ons wilden uitnodigen
voor een feest bij hen in de schuur. Ze waren daar al vanaf de vorige avond aan het drinken en
dansen. Ze vroegen of wij ook een biertje wilden. Het was nog maar 8 uur 's ochtends dus dat
hebben we hartelijk afgeslagen. Wel vroeg ik of ze iets te eten hadden, want ik begon honger
te krijgen. Ze liepen weg en even later kwamen ze terug met een plastic tas met eten. Die
hebben we wel aangenomen. Er zat een stuk brood in en wat fruit. Dat smaakte best goed.